alert!Monitor racisme en extremisme

Wouter Hiemstra

In december 2006 is alweer de zevende monitor racisme en extremisme verschenen. Daarmee is het tiende jaar bereikt dat de universiteit Leiden deze rapportage samenstelt, sinds 2001 samen met de Anne Frank Stichting. In deze monitor wordt er naast racisme en extreemrechts ook nadrukkelijk aandacht besteed aan extremisme, in zoverre dat gerelateerd is aan de multi-etnische samenleving. Daarnaast wordt er gekeken naar islamofobie, deradicalisering en het optreden van politie en justitie. Het doel van de monitor is om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van racisme, extremisme en antisemitisme. Dit door inzicht te bieden in de problematiek, de ontwikkeling op lange termijn en door suggesties te doen voor oplossingen. In deze recensie volgt een inhoudelijke en kritische bespreking.

Neonazi's van de Nederlandse Volks-Unie op demonstratie, Nijmegen maart 2006
  NVU_demo  



Racistisch en extreemrechts geweld 2005
Vanaf de jaren zeventig tot eind vorige eeuw is een gestage toename van racistisch en extreemrechts geweld waargenomen, met name in de jaren negentig. In 2001 en 2002 neemt het geweld af, om in 2003 gelijk te blijven. Wel is het aantal confrontaties in dat jaar sterk toegenomen; de problematiek van de zogenaamde 'Lonsdalejongeren' klinkt hier in door. Over 2004 zijn er geen gegevens beschikbaar en 2005 laat een relatief sterke toename zien. Het gros van de incidenten bestaat uit mishandelingen en bedreigingen. In 2005 is ook het aantal confrontaties opnieuw sterk toegenomen.
Het geweld is met name gericht tegen moslims en in iets mindere mate tegen joden. Het geweld tegen vluchtelingen is sterk afgenomen. Voor 2005 is ook voor het eerst de categorie 'anti-blank' opgenomen; niet alleen is er sprake van een aantal opmerkelijke incidenten, ook uit andere onderzoeken is gebleken dat een (zeer klein) deel van de autochtone Nederlandse bevolking hiermee in aanraking is gekomen. Overigens wordt slechts 11 procent van de incidenten opgehelderd, hieruit blijkt wel een groeiende betrokkenheid van extreemrechts.

Islamofobie
Voor deze ontwikkeling worden twee verklaringen aangedragen, die sterk met elkaar verbonden zijn. In de eerste plaats is er de rol van de media en politici die zich bijzonder ongenuanceerd uitlaten over moslims en de islam. Met name na de opkomst van Pim Fortuyn is de toon in het publieke debat verhard. Deze ontwikkeling kan op meerdere manieren verklaard worden. Er lijkt echter een sterk verband te zijn tussen tussen de ongenuanceerde toon in de politiek en media en de verharding in de maatschappij. Zolang politici de noodzaak tot samenleven benadrukken is de burger bereid om culturele verschillen te accepteren en te overbruggen. Verhard de toon in het publieke debat, dan groeit tegelijkertijd de onwil om op positieve wijze om te gaan met de allochtone buurman. Dit laatste lijkt in Nederland het geval te zijn.

RVF-leider Eite Homan met veiligheidsbril op NVU-demonstratie
  Homan  
Extreemrechtse formaties in Nederland
Het RVF op haar beurt is niet groot, maar haar aanhangers zijn gewelddadig en radicaal. Met name opvallend is het extreme antisemitisme. Het RVF kan tot de 'politieke' stroming van het Blood & Honour netwerk gerekend worden. De traditionele tak van dit internationale netwerk kent meer aanhang in Nederland, maar is minder extreem politiek nazistisch. Een relatief nieuw verschijnsel zijn de diverse lokale en regionale (gewelddadige) neonazistische actiegroepen:

Het gaat hier vaak om jongeren, afkomstig uit extreemrechtse gabberkringen, die groepsgewijs 'doorradicaliseren' en overgaan tot het opzetten van een groep om zichzelf politiek onderdak te verschaffen. (1)

De extreemrechtse gabbergroepen, beter bekend als 'Lonsdalers', lijken niet minder actief te zijn geworden. Gecombineerd met de radicalisering binnen haar gelederen is er sprake van een zorgelijke ontwikkeling.

Deradicalisering
De huidige situatie van rechtsextremisme in Nederland lijkt het omgekeerde verband tussen extreemrechts electoraal succes en street politics te bevestigen:

Heel kort: sterk op straat, zwak bij verkiezingen en omgekeerd. (2)

De kans [bestaat] dat de diffuse 'straatvarianten' door hun lage organisatiegraad en het relatief lage ideologische gehalte niet als een extreemrechts verschijnsel worden gezien. (3)

Daarnaast is de huidige aanpak gericht op de kern van partijen en organisaties en is er geen beleid voorhanden dat als antwoord kan dienen op (radicaliserende) extreemrechtse jongerengroepen. Juist deze groepen zijn in toenemende mate verantwoordelijk voor talloze confrontaties en andere gewelddadige incidenten.

Vaak is dit al tamelijk succesvol en trekken de aangesprokenen zich uit de extreemrechtse scene terug. (4)

Neonazi's van de Blood & Honour op demonstratie van de NVU, Nijmegen maart 2006
  NVU demo  



Kritische kanttekening
Voor het in kaart brengen van racistisch en extreemrechts geweld wordt er in deze monitor gebruik gemaakt van diverse bronnen, waaronder bijvoorbeeld het CIDI en Kafka. De belangrijkste bron is de politie en daar ligt een groot probleem. Tot 2004 verzocht de AIVD de 25 politieregio's om informatie. Deze hanteren op hun beurt weer verschillende informatiesystemen en dat leverde gebrekkige resultaten op. Mede hierdoor en door een gebrek aan prioriteit is de AIVD opgehouden met inventariseren. Pas in november 2004 heeft de KLPD (Korps Landelijke Politiediensten) deze taak overgenomen en daarmee zijn de resultaten verder verslechterd. Voorheen maakte de politiegegevens 60 tot 80 procent van de totale dataverzameling uit, voor 2005 is dat minder dan de helft. Aangezien er vrijwel geen overlap tussen de verschillende bronnen is, kan het niet anders of er zijn veel incidenten 'weggevallen'. De politie heeft duidelijke richtlijnen over hoe zij dient om te gaan met discriminatie en de registratie daarvan. In de praktijk blijkt dit niet goed te werken, veelal wegens gebrek aan prioriteit, interne onderzoeken en aanbevelingen ten spijt. Nu de richtlijnen worden opgenomen in de prestatiecontracten, zou deze situatie kunnen verbeteren, er wordt van hogerhand in ieder geval meer druk op de zaak gezet.
Daarnaast laat onderzoek naar discriminatie-ervaringen zien dat er sprake is van een sterke onderrapportage; het aantal gevonden incidenten staat in geen verhouding tot wat er daadwerkelijk gebeurt. De hoeveelheid geregistreerde gevallen van racistisch en extreemrechts geweld is veel te laag. Hierdoor is het moeilijk in te schatten welke waarde aan de in de monitor gepresenteerde ontwikkelingen moet worden toegekend. Dit wordt door de samenstellers ook ruimschoots erkend.

Over het algemeen levert deze zevende monitor een brede en waardevolle bijdrage aan het inzicht in racisme en extremisme in Nederland. Polarisering en radicalisering zijn twee ontwikkelingen die eruit springen en zorgwekkend zijn te noemen, al is het afwachten of het pleidooi voor het opzetten van bijvoorbeeld een deradicaliseringsprogramma navolging krijgt. Het lijkt erop dat antifascisten vooral alert zullen moeten blijven op pogingen van fascisten en neonazi's om de straat op te gaan en hun organisaties en structuren uit te breiden en te versterken.

Noten:
(1) Extreemrechtse formaties in Nederland, IN: Monitor racisme & extremisme, zevende rapportage, blz. 125
(2) Deradicalisering: lessen uit Duitsland, opties voor Nederland?, IN: Monitor racisme & extremisme, zevende rapportage, blz. 159
(3) Deradicalisering: lessen uit Duitsland, opties voor Nederland?, IN: Monitor racisme & extremisme, zevende rapportage, blz. 159
(4) Deradicalisering: lessen uit Duitsland, opties voor Nederland?, IN: Monitor racisme & extremisme, zevende rapportage, blz. 169

Geraadpleegde literatuur:
Monitor racisme & extremisme, zevende rapportage, Van Donselaar, Jaap, e.a., red., Amsterdam, Anne Frank Stichting, 2006.

terug naar inhoud