alert!Politieacademie publiceert onderzoek naar Lonsdale Jongeren

Paul Benschop

Recentelijk publiceerde de politieacademie een onderzoek naar de zogenaamde 'Lonsdale-jongeren'. Een primeur, want niet eerder werd er door een overheidsorganisatie een dergelijk uitgebreid onderzoek gedaan naar de problematiek rondom deze jongeren.

Wel hebben diverse gemeentes onafhankelijk van elkaar onderzoek laten doen, maar verder dan de grenzen van de eigen regio gingen deze onderzoeken niet. De AIVD heeft, mede onder druk van de Tweede Kamer, ook een tweetal publicaties op haar naam staan. Maar de tegenzin, gebrek aan kennis en analyse spat er bij de inlichtingendienst aan alle kanten vanaf. Terecht schrijven de onderzoekers zelf: "Gebrek aan onderzoek, kennis en specialisme is een groot probleem". De onderzoekers van de politieacademie Van Wijk, Bervoets en Boers hopen middels dit onderzoek inzicht te kunnen verschaffen in de kenmerken en achtergronden van de 'Lonsdale-jongeren'. Ook nemen de schrijvers de aanpak van het 'Lonsdale verschijnsel' door gemeentes en politie onder de loep.

In de inleiding wordt stilgestaan bij de achtergronden van skinheads, gabbers en het merk Lonsdale. Opmerkelijk is dat bij het merk Lonsdale verwezen wordt naar de lettercombinatie 'NSDA', wat volgens sommige gabbers verwijst naar Hitler's partij de NSDAP. Onbenoemd blijft dat het merk Lonsdale sinds jaar en dag buitengewoon populair is in (a-politieke) skinheadkringen, terwijl de tweede generatie gabbers op veel punten teruggrijpt op deze subcultuur. In het rapport wordt, gelukkig, snel afgestapt van de term 'Lonsdale-jongeren' en vervangen door de term hardcore-jongeren. Ook bij deze omschrijving zou je je kunnen afvragen in hoeverre deze term de lading daadwerkelijk dekt, maar bij gebrek aan beter is het in de context van het onderzoek wellicht een betere benaming. Erg interessant zijn de antwoorden die de schrijvers zoeken bij de vraag 'Wat is extreemrechts?'. Door diverse instanties worden verschillende definities gegeven aan extreemrechts. De schrijvers menen dat er in deze discussie twee lijnen zijn, de 'rekkelijken' en de 'preciezen'. "Met beperkte definities (de preciezen, red) wordt vermoedelijk onvoldoende recht gedaan aan de naoorlogse uitingen van extreemrechts", aldus de onderzoekers. Uit angst om sympathie onder de bevolking te verliezen hebben veel extreemrechtse organisaties hun ideologische uitingen na de Tweede Wereldoorlog bijgesteld. "De verhulling van racistische en extreemrechtse boodschappen moet worden verklaard door een aanpassingsmechanisme bij sommige groeperingen en individuen", aldus de in het rapport geciteerde onderzoeker Van Donselaar.

Een probleem van veel overheidsinstanties is dat zij extreemrechts, en in het bijzonder hardcore-jongeren, primair zien als een openbare orde probleem. Dat de subcultuur rondom hardcore muziek wel eens een uiting van etnische spanningen kan zijn wordt hierdoor onderbelicht. Mede hierdoor is het erg lastig om de problematiek rondom hardcore-jongeren te doorgronden. De politie blijft veelal steken op punten als overlast en criminaliteit. Van de problematiek rondom radicalisering van jongeren heeft zij nog maar weinig kaas gegeten.

Voor het onderzoek zijn een drietal steden onder de loep genomen die allen negatief in het nieuws zijn geweest: Venray, Zoetermeer en Aalsmeer. Alledrie de steden kenmerken zich door een sterke naoorlogse bevolkingsgroei die een grote impact hebben gehad op het karakter van de steden. Deze steden zijn dan ook redelijk illustratief voor het 'Lonsdaleverschijnsel'. Ook andere steden in bijvoorbeeld de regio's Noord-Oost Brabant, Noord-Limburg en Noord-Holland Noord kampen met dergelijke problematiek.

Samenvattend stellen de schrijvers terecht dat de hardcore-jongeren een pluriforme groep vormen. Een gemeenschappelijk kenmerk is de muziek. Een ander gemeenschappelijk iets is het hoge gebruik van alcohol en drugs. Ook is er sprake van een hoog arbeidsethos. Hoewel zij zichzelf niet vaak extreemrechts noemen, is er onder de jongeren vaker sprake van een sterke afkeer van migranten en zijn hardcore-jongeren vaker dan gemiddeld betrokken bij vechtpartijen met allochtone jongeren. Mogelijk willen veel hardcore-jongeren zich niet extreemrechts noemen vanwege de negatieve associaties, maar staan zij wel (gedeeltelijk) open voor het gedachtegoed.

Tot slot nemen de onderzoekers het lokale beleid rondom hardcore-jongeren onder de loep. Opvallend is dat gemeentes niet vaak staan te trappelen om een specifiek beleid voor deze jongeren te voeren. Gemeentes zijn bang om zaken op te blazen, ook kan de negatieve publicteit dat een dergelijk beleid oplevert een reden tot terughoudendheid zijn. De auteurs pleiten voor goede samenwerking tussen de diverse instanties (jongerenwerk, gemeente, politie, e.d.) alsmede goede contacten met (vertegenwoordigers van) allochtone jongeren.

Dit onderzoeksrapport weet de lezer de prikkelen en dwingt deze om zaken in een breder perspectief te zien en verder te denken. Dit werk van de politieacademie is een zeer goede aanzet voor verdere discussie. Het enige serieuze manco is dat dit onderzoek een aantal jaar eerder had moeten verschijnen.

Paul Benschop is lid van AFA-LS.

terug naar inhoud