alert!boekrecensie: Kopgeld

Jan de Lichte

De hoofdredacteur van het geschiedenisprogramma 'Andere Tijden' Ad van Liempt heeft een onderbelicht deel van de jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog op schrift gesteld. Dat was namelijk slechts aangestipt door De Jong, Presser en andere historici. Van de 108.000 joden die zijn afgevoerd is namelijk een deel, 8000-9000 personen, door Nederlanders gearresteerd op basis van een premiesysteem.

In 1941 is in Wannsee, bij Berlijn, besloten tot de 'Endlösung', het vermoorden van alle joden in de Duitse bezette gebieden en Duitsland zelf. In Nederland neemt SD-chef Lages, die zijn Bureau IVB4 naar Eichmanns bureau vernoemt, de coördinatie op zich, samen met Aus der Fünten. De joden werden in heel Europa opgehaald en naar de concentratiekampen gestuurd en daar vergast. De bevolkingsregisters van de Gemeenten hadden bereidwillig adressen afgestaan, zo konden ze hier in Nederland worden opgehaald of werd ze gesommeerd ergens te verzamelen. In 1943 vonden de Duitsers dat er teveel joden 'ontbraken'. Ze doken onder. Wat wilde het geval, de Duitsers hadden de joodse gemeenschap een Joodse Raad laten oprichten, die de boel coördineerde en zo meehielp aan de deporaties. Tot ze zelf in september 1943 gedeporteerd werden. De Joodse Raad wist aanvankelijk niet beter dat de joden zouden gaan werken in Duitsland. Begin 1943 dachten veel joden, dat ondanks de mooie brieven uit Polen, dat het toch niet pluis was en doken onder.

De Hollandse Schouwburg in oorlogsjaren,
hier werden de gearresteerde onderduikers afgeleverd.
  arrestatie  
Begin 1943 besliste de Nazitop in Nederland dat ze premies gingen instellen per opgebrachte jood. Dat was zeven gulden en vijftig cent (nu ongeveer 37 Euro). Dit om de ondergedoken joden te vinden door geld te bieden. Degenen die dat mochten innen en op jacht gaan waren het 'Bureau Joodse Zaken' van het hoofdstedelijk politiecorps en de ambtenaren van de 'Zentralstelle für Jüdische Auswanderung', de zogenaamde Colonne Henneicke. Over die Colonne en hun misdadige praktijken en hun slachtoffers gaat het boek. De Zentralstelle was opgezet om de huizen van afgevoerde joden leeg te halen. De Duitsers wilden namelijk dat de jodenvervolging en hun vernietiging niets zou kosten. Dat werd dus wrang genoeg 'betaald' door geroofde spullen en geld van de slachtoffers zelf. Daarvoor hadden ze de Lippmann & Rosenthalbank omgevormd tot een depot waar alles terechtkwam en verkocht werd. Vanaf 1943 gingen de 53 Nederlanders van de Colonne zich toeleggen op de jodenjacht.

Het boek is zo opgebouwd, dat na zes inleidende hoofdstukken over het ontstaan en de werkwijze van de Colonne er een aantal hoofdstukken komen, waarin de Colonneleden als het ware levend worden gemaakt. De titels van die hoofdstukken heeft Van Liempt nogal sarcastisch opgesteld. Bijvoorbeeld 'Eddy Moerberg: 'een zacht karakter', heeft zijn vrouw bijvoorbeeld geschreven, maar hij was juist meedogenloos en behoorde tot de harde kern rondom Henneicke. De leden van de Colonne waren bijna allen lid van de NSB en werken sinds kort bij de Colonne. Meestal waren ze daarvoor Handelsreiziger, werkloos, vertegenwoordiger. Er waren dus vooral arme, lagere (door de crisis in de jaren dertig) middenklassers bij, geen arbeiders. Wel twee ex-agenten. Het Amsterdamse Arbeidsbureau plaatste ze bij de Colonne. De meeste leden waren rond de 40 jaar. De leiders van de Zentralstelle Henneicke en Briedé laten ze in koppels werken. De eerste arrestatie stuit bij sommigen op weerstand, maar daarna worden de mannen harder en gevoellozer. Sterker nog, mishandeling, roof, chantage en seksueel misbruik behoren allengs tot het vaste repertoire. De Colonneleden waren dan ook voor dat werk al antisemiet en anders werden ze het wel. Door controle op straat van de Ausweis en tips komen ze erachter waar zich onderduikers bevinden. Deze worden gelijk naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Ze mochten geen wapen dragen, maar veel hadden dat wel. Deze onbeteugelde macht steeg de Colonneleden naar het hoofd. Ze gingen groot wonen, in grote huizen van afgevoerde joden en namen het er goed van. Ze leefden als vorsten na een tijd van armoede gekend te hebben. De Colonneleden reisden gerust het hele land door als ze een adres hadden waar onderduikers zaten. Ook het oppakken van kinderen vonden ze geen probleem, al waren ze tien maanden oud. Wel wisten ze wat er met de joden ging gebeuren. Dat bewijst Van Liempt.

Na de oorlog werden alle landverraders in kampen gezet, zoals Duindorp in Den Haag. In 1947 werd in de synagoge in de Tulpenstraat in Amsterdam een gedeelte van de administratie van de Colonne gevonden, zodat er eindelijk bewijs was voor de misdadige praktijken en ze voorgeleid konden worden voor het Bijzonder Gerechtshof. Die was ingesteld om de zware gevallen te berechten. Voor de 'normale' landverraders werden er in elke plaats Tribunalen ingesteld. In de gevonden administratie zaten namelijk de ontvangstbewijzen, die de Colonneleden bij de Schouwburg van de SD kregen, die werden door elk lid die joden opbracht ondertekend. Er stond ook op wie er gearresteerd was en waar. Zo is te zien dat 'topscoorder' Ben Verlugt meer dan 200 arrestaties op zijn naam had staan. Met die bonnen kregen ze van Henneicke weer hun geld. Juridisch is dat nooit aangetoond, maar ze werden allen veroordeeld voor het uitleveren van joodse landgenoten aan hun bitterste vijand, landverraad, en het lid zijn van de Colonne en eventueel de NSB. Er werden 25 doodvonnissen uitgesproken, bijna vijftig procent, maar er zijn er slechts twee voltrokken. Dat was net na de oorlog. Maar later wilde het kabinet niet teveel voltrekkingen van doodvonnissen en werden de doodstraffen door de Koningin omgezet in 'levenslang', in de praktijk kwamen ze allen, als ze nog leefden, voor 1962 vrij! Sommigen leefden nog 10-17 jaar in vrijheid. Zes waren overigens helemaal niet gepakt, waaronder leider Briedé, die woonde stilletjes in Essen. Henneicke is in 1944 door Knokploegen Amsterdam doodgeschoten. Dit ondanks zijn opportunistisch overlopen naar het verzet en het verraden van zijn voormalige collega's. Zijn weduwe kreeg een pensioen van een deel van het verzet. Onduidelijk blijkt uit het boek welk deel van het verzet.

Wat van Liempt niet goed genoeg doet is het uitleggen aan de lezer wat de rol van sommige Duitse en Nederlandse organisaties is en hun plaats in het geheel. Hij noemt bijvoorbeeld De Landwacht en de Landstorm zonder verdere uitleg. Of dit een NSB club, Duitse club of een nieuw ingesteld onderdeel met Nederlanders is, is onduidelijk. Hij veronderstelt teveel voorkennis bij de lezer, maar als je wilt dat je boek begrijpelijk is, is meer uitleg onontbeerlijk Wel aanwezig zijn een af en toe verhelderend notenapparaat en een geraadpleegde literatuurlijst, voor diegenen die dieper willen spitten.

Ad van Liempt, 'Kopgeld, Nederlandse premiejagers op zoek naar joden, 1943', Balans (Amsterdam 2002), 373 pag., euro 21,50, ISBN 9050184782

back