Palestijnen in Libanon
Aan de oevers van de Koude Rivier

Martin Glasenapp

Nauwelijks zichtbaar voor het oog van de wereld, voltrok zich in de zomer van 2007 ten noorden van de Libanese havenstad Tripoli een bloedige tragedie. In een maandenlang offensief tegen een fundamentalistische militie verwoestte het Libanese leger het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr al-Bared (Koude Rivier). Verslag uit een rechteloze zone, waarin een permanente noodtoestand van kracht is.

De vijand kwam van buiten
Het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr al-Bared draagt de naam van het riviertje dat door het kamp heen kronkelt en in de Middellandse Zee uitmondt. Hier leven 42.000 mensen in wijken die vernoemd zijn naar de plaatsen van herkomst van de bewoners uit het oude Palestina. Het kamp is niet aangesloten op het riool, noch op het stroomnet of op de waterleiding; het openbare school- en gezondheidssysteem wordt gerund door de UNRWA en een reeks Palestijnse niet-gouvernementele organisaties. Op de markten van Nahr al-Bared wordt in belastingvrije goederen gehandeld, die met hulp van het Syrische leger, dat bijna 30 jaar in Tripoli aanwezig was, via land of water naar binnen worden gesmokkeld, om vervolgens daar voor aanzienlijk lagere prijzen dan buiten het kamp verkocht te worden. Ook veel Libanezen bezochten de markten in het kamp. Tot eind 2006 was het kamp een rustig oord.

De operatie van het Libanese leger in mei 2007 tegen de Fatah al-Islam die zich in het kamp ingegraven had, was enorm hard en niets ontziend. De gevechten begonnen toen er in een voorstadje van Tripoli een schotenwisseling tussen leden van de Fatah al-Islam en de plaatselijke politie had plaatsgevonden. De groepsleden verschansten zich daarop in het vluchtelingenkamp. Het Libanese leger sloot de stroom en de watervoorziening voor de gehele bevolking van het kamp af en viel zonder waarschuwing aan. Bij zware gevechten die tot september zouden voortslepen, kwamen niet alleen 250 strijders van Fatah al-Islam, maar ook 163 Libanese soldaten om het leven. Honderden anderen raakten gewond. De meerderheid van de bewoners kon tijdens de korte gevechtspauzes het kamp in allerijl verlaten. Bijna allen vluchtten naar het nabij gelegen Palestijnse Beddawi-vluchtelingenkamp, waar zij met veel medeleven en solidariteit werden opgenomen.

Hoewel afgelopen herfst een deel van de vluchtelingen naar Nahr al-Bared kon terugkeren, verbleef in het voorjaar van 2008 de helft van hen nog altijd in het Beddawi-kamp of in tijdelijke containers, die aan de rand van het vluchtelingenkamp waren geplaatst. Pas in april van dit jaar stond het Libanese leger, dat tot dan het kamp volledig omsingeld hield, toe dat er een begin met wederopbouwwerkzaamheden werd gemaakt. Zo begonnen VN-organisaties, in samenwerking met Palestijnse NGO's waaronder de Populair Aid for Relief and Development (PARD), de vernielde water-en stroomvoorziening te repareren. De wederopbouw van het kamp zal evenwel veel tijd vergen. Henri Disselkorn, de betrokken verantwoordelijke van UNRWA in het kamp, heeft het in dit verband over maximaal 3 tot 4 jaar.

Verbitterde terugkeerders

Geen toekomst, zonder rechten

Uit: Medico Rundschreiben 02/2008 (Medico International; Frankfurt am Main)

Martin Glasenapp is publicist

Vertaling: Jeroen Bosch

Eerder verschenen in Soemoed, tweemaandelijkse uitgave van het Nederlands Palestina Komitee, jaargang 36 nummer 4 (juli-augustus 2008). Abonneren voor € 32,50 via npk@xs4all.nl. Zie ook palestina-komitee.nl.

back