Een week op de West Bank

We gaan eind april een weekje op bezoek bij een vriendin die als 'international volunteer' op de West Bank werkt. Op het vliegveld van Tel Aviv wordt ons gevraagd wat het doel van onze visite is en waar we zullen verblijven, bij wie, wat ze doet en wat er voor werk of studie gedaan wordt. En hoelang blijven jullie? We verzwijgen dat we naar de West Bank gaan, dat kan een reden zijn om verder door te vragen, een uitgebreide bagage-controle uit te voeren of eenvoudigweg op het vliegtuig terug te worden gezet. Dat overkwam een Amerikaanse vredesactivist begin van de week nog.

De eerste door militairen bemande controlepost (verder checkpoint) richting Oost-Jeruzalem en Betlehem levert direct problemen op; de jonge soldaat laat de huurauto niet door en stelt voor om die bij de checkpoint te parkeren en te voet verder te gaan. Dat is geen optie, dus we keren om. Voorzichtig omdat er allerlei spikes uit de weg steken die bij je enkel langzaam kan nemen. Na een eindje omgereden te hebben komen we bij een tweede checkpoint, die over de hele breedte van een vierbaansweg auto's controleert. Direct na dat checkpoint is een oprit naar Bethlehem, maar aan de andere kant van de weg. In plaats van een stuk om te rijden, maakt onze chauffeur een U-turn. Vreemd dat er geen afrit is aan onze kant. Later begrijpen we waarom.

Zaterdag 26 april: we vetrekken in een taxi-busje naar Hebron. De taxi gaat pas rijden als-ie vol is, maar dat is geen probleem, er wordt veel gereisd. In de georganiseerde chaos zit toch een systeem, maar we hebben nog steeds niet door hoe het precies werkt.
Eerst bezochten we Ziad, een van de jongens die als ex-gevangene in Nederland op bezoek was om over zijn ervaringen te vertellen. Hij woont in het door de VN gerunde vluchtelingenkamp Aroub vlakbij Hebron. We worden ontvangen in zijn huis en de hele kamer zit vol jongeren. Ziad, een verlegen jongen van 17 jaar en al 4 keer gearresteerd, zat in totaal meer dan een half jaar vast en droomt van een toekomst in Nederland. Maar we leggen uit dat dat niet zo makkelijk is en voelen ons zeer ongemakkelijk bij het gegeven dat wij wel alle kansen van de wereld hebben en hij/zij niet. De hele familie is werkeloos en er is nauwelijks toekomstperspectief. Er zat ook een jongen die pas was getrouwd, maar toen zijn dochter werd geboren werd opgepakt. Het kind zegt nu tegen een andere jongen 'papa'. Een paar dagen later wordt Ziad voor de vijfde keer opgepakt en mishandeld. Een hopeloze situatie.

Via het dak van het kantoor van de Christian Peacemakers Team, een groep Amerikaanse vrijwilligers die als een soort buurtwacht tussen settlers, soldaten en Palestijnen springen en zelf ook vaak in elkaar geslagen worden door de zeer agressieve settlers, konden we uitkijken over de verlaten oude binnenstad. Buiten de gekraakte zone is het een bedrijvigheid van jewelste met talloze kledingwinkeltjes, groentestallen en eetkraampjes. Via de smalle steegjes, waar hekken overheen zijn gespannen om de Palestijnen te beschermen tegen vuilnis wat de settlers uit de huizen daarboven naar beneden gooien, lopen we naar de Ibrahimi moskee.
Onderweg worden we door de eigenaar van een kledingwinkeltje in keurig engels getracteerd op een sterk politiek verhaal; hij excuseert zich eerst voor de rommel bovenop het hek en zegt dat ze soms de urine niet kunnen ontwijken. Ongebroken verklaard-ie dat ze nooit zullen vertrekken uit de oude binnenstad van Hebron en dat-ie hoopt dat veel Palestijnen gaan proberen zich weer te vestigen daar.

We hebben in het huis van Mo overnacht (vader, moeder, 3 zussen, 2 broertjes). Oja, de paar dagen die we hier nu zijn hebben we een ongelofelijke gastvrijheid van de Palestijnen genoten; in winkels krijg je koffie of thee, in de taxi-busjes wordt er tegen je aangekletst, op straat wordt je altijd vriendelijk geholpen. Er wordt ook veel gelachen, ondanks de armoede en de ellende van de bezetting. De Palestijnen die we hebben ontmoet lijken bijzonder veerkrachtig en humoristisch.
's Ochtends (maandag) sloot de weg uit het dorp eerder en moesten we een weg nemen, waar in het Westen niemand z'n moderne taxi-busje over zou laten rijden; een smal onverhard, rotsachtig kronkelend bergweggetje, waar de chauffeur de bus meer af liet glijden dan dat er echt gereden werd. Naar boven zou volgens ons niet hebben gekund. Enfin, een dikke anderhalf uur omrijden, om de eigenlijke 20 minuten naar Ramallah af te leggen. Waarom?

In Via Dolorosa, waar Jezus zijn laatste tocht zou hebben afgelegd voordat-ie aan het kruis werd gespijkerd, zijn 9 plaatsen gemarkeerd waar iets gebeurde; Jezus viel, Jezus dronk, Jezus troostte omstanders etc. Drommen toeristen lopen er luidruchtig langs. Ook in de kerk waar de steen ligt waar Jezus op zou hebben gelegen toen-ie van het kruis werd afgehaald, is het drukte en herrie van belang. Iedere christelijke sekte die je kan bedenken loopt daar rond, hele uitzetten, kleren, lakens en theedoeken, kruisjes, bidprentjes worden op de steen gelegd en gewreven zodat het gezegend is (en beter verkoopbaar?). Een zwijgende (vanwege zijn eed) priester probeert tevergeefs druk gebarend te verhinderen dat er foto's worden genomen van een onduidelijk prentje in een kapelletje.
Dan naar de klaagmuur, waarnaast nog steeds opgravingen worden gedaan om toch maar de beweringen dat het de muur van Solomons Tempel is te kunnen onderbouwen. Het blijkt tot nu toe de Tempel van Herod te zijn, maar een en ander wordt opgevangen door de verklaring dat de heiligheid de muur van Solomons Tempel nooit verlaten heeft. De hele orthodoxen lopen met hun gezicht naar de muur gekeerd achterwaarts terug, anderen lijkt dat niet uit te maken. Voor de klaagmuur is een groot plein, hier stonden eerst huizen van Palestijnen. De opgang naar de Al Aksa moskee, dat is dus niet diegene met die gouden koepel kwamen we achter, was dicht. Snel weg uit dat gekkenhuis.

Nog even over die settlers in Jeruzalem; Sharon had het plan opgevat om 26 zogenaamde poorten te maken, dat wil zeggen huizen te bezetten en bij te bouwen, in Oost-Jeruzalem om als een lint contact te maken met de grootste nederzetting op de West Bank, Ma'ale Adumim. Daar rijden we morgen langs.

In de Dode Zee, het laagst gelegen meer van de wereld (bijna 420 meter onder zeeniveau), blijf je dus drijven. Er zit 26% meer zout in dan in normaal zeewater. Als je wondjes hebt, of je hebt je net geschoren, kan het behoorlijk bijten dus. Badgasten smeren zich helemaal in met pikzwarte modder, dat schijnt te helpen tegen huidziektes. Ook vullen ze flessen met modder en water om mee naar huis te nemen. Vreemde plek.

Die avond een politieke info-avond over de campagne 'Right to enter'; Palestijnen uit het buitenland die terug willen keren naar Palestina om bijvoorbeeld te werken en bedrijven op te zetten ondervinden grote moeilijkheden zich in Palestina te vestigen. Er ontbreekt een visumbeleid, dus klagen en bezwaar maken is lastig, zo niet onmogelijk. Er is geen duidelijke procedure, er worden geen redenen gegeven bij weigering en geen uitleg. Zelfs consulaten en ambassades zijn hun personeel geregeld na 3 maanden kwijt. Er werd ook gesproken over de Investment Conference die eind mei wordt gehouden (zie www.pic-palestine.ps) maar wat als die slaagt? Goederen krijgen ook geen toestemming ingevoerd te worden, en hoe kom je als bedrijf aan een vestigingsvergunning? Er zijn op dit moment maar liefst 200.000 Palestijnen die terugwillen naar Palestina (bewonderingswaardig!) en met de huidige toewijzingssnelheid (5000 per jaar) duurt het nog 40 jaar voordat die allemaal binnen zijn. Er wordt een stevige campagne gevoerd om dat te verbeteren, zie www.righttoenter.ps.

Ook bij de incheckgate wordt een (donkere) mede-passagier van ons nog aangesproken door een beveiligingsbeambte die van een PA een hele rij persoonlijke vragen op hem afvuurt en die afvinkt. Kennelijk tevreden gaat ze op zoek naar een volgende verdachte.

Jeroen Bosch, mei 2008

back