fels!

We zijn toch geen campagne-Harrie!

I. De geschiedenis van de autonome beweging is die van campagnes.
Ook wij hebben gehoopt om vanuit een single-issue-beweging tot een politiek te kunnen komen die een continue basis heeft. Ondanks dat wij vinden dat dit concept heeft gefaald (sinds de anti-kernenergie-beweging in 1986), hebben we tandenknarsend deelgenomen aan de IMF- en Shell-campagne. Dit omdat het ontbrak aan alternatieven, hoewel we de spoedige ineenstorting van de campagnes voorvoelden. We vonden een niet tevredenstellende praktijk namelijk beter dan helemaal geen praktijk.
Met deze bijdrage nemen we voor het eerst stelling tegen de nieuwste campagnes. Als we voorbeelden naar voren brengen dan bedoelen we met name de anti-olympische spelen-campagne. Inhoudelijk slaat onze kritiek echter ook op bijvoorbeeld de vluchtelingencampagne.
Daarnaast hebben we in principe niets in te brengen tegen een vluchtelingen- of olympia-campagne. Ze moeten echter wel het resultaat zijn van strategie-discussies en niet de vervanging zijn van deze discussies.

II. Een politieke beweging moet zichzelf door studie een maatschappelijke totaal-analyse eigen maken - en moet een permanente openbare discussie voeren (in zoverre als de repressie het toestaat), zowel onder elkaar, alsook met andere maatschappelijke groepen. Vanuit deze analyse moet zij de middelen bepalen overeenkomstig de omstandigheden van het moment. En zij moet ook zwaartepunten vaststellen.

III. De autonome praktijk ziet er, zoals bekend is, anders uit. Een totaal-analyse van de samenleving vindt er over het geheel genomen noch onder elkaar, noch in de discussies met andere groepen plaats, noch in het openbaar, noch in besloten kring - hoogstens eventueel in de eigen kliekjes. Die zijn echter op zichzelf genomen politiek gezien nauwelijks tot handelen in staat, laat staan dat ze een maatschappelijke relevantie kunnen verkrijgen.

IV. Zo blijft steeds weer het wachten op externe gebeurtenissen - op grote projecten - over. Bijeenkomsten van politieke tegenstanders, aanvallende fascisten, ontruimingen. Eigenlijk moesten we onze huidige tegenstanders toch eens voor het eten uitnodigen of ter ere van hen een buurtdisco houden:
hoe saai zou de herfst van '88 geweest zijn zonder IMF, hoe saai München zonder de conferentie over de wereldeconomie '92 en hoe saai is het leven in sommige kraakpanden zonder de invallen van de wouten.
Als eigenlijk iedereen opgelucht is om gelukkig weer een aanleiding te hebben om te kunnen demonstreren, hoewel men naar buiten toe over de aanleiding klaagt, dan wordt de situatie toch aardig schizofreen. Bezigheidstherapie is echter geen politiek perspectief.

V. Waar zowel de aanleiding als de vorm (indien mogelijk militant op alle niveaus) van de politiek vaststaan, ontstaat noodzakelijkerwijs een instrumentele verhouding ten aanzien van theorie.
Theorie dient alleen nog maar voor het goedkeuren van de reeds toegestane praktijk. Dit leidt tot een verminderd begrip van de theorie: theorie is niet het beschrijven van maatschappelijke verhoudingen en de daaruit voortvloeiende mogelijkheden tot ingrijpen, maar alleen de beschrijving van de machinaties van de vijand. Zelfs het alleen maar optellen van feiten wordt nog als theorie bestempeld. Als consequentie daarvan zet zich dan ook het zichzelf ontmaskerende begrip 'inhoud' door: het 'vat' is al gegeven, het hoeft alleen nog maar met 'inhoud' te worden gevuld. Waar deze inhoud uit bestaat, is uiteindelijk willekeurig, alleen de vorm is dat niet.
We geloven dat er dan ook precies bij deze onjuiste onderlinge verhouding tussen theorie en praktijk een samenhang bestaat met onze beroemd-beruchte zwijg-woongemeenschappen (WG's). Wie de praktijk al heeft vastgelegd, dus niet meer strategisch kan discussiëren, die rest alleen nog de technische details: de geliefde discussie blok ja-nee, vermomming ja-nee etc.

VI. We wijzen de campagnes om verschillende redenen af: zowel vanuit politieke alsook persoonlijke. Onze persoonlijke redenen zijn echter te veralgemeniseren en daardoor even politiek.
Uit opgedane ervaringen niet kunnen leren, gemaakte fouten steeds weer moeten maken, omdat er eenvoudigweg geen podium bestaat om ervaringen, los van kritiek op de wijze van manoeuvreren, van bewegen, te kunnen bediscussiëren: dat is wat één- of tweemaal persoonlijk van iemand gevergd kan worden. Daarna helpt ook de beschrijving van de vijand in de wildste kleuren niet meer.
Bovendien is deze politiek volkomen ongeschikt om de objectrelatie van het individu met de maatschappij op te heffen. Integendeel, ze versterkt haar juist nog. Want omdat de politiek niet ontwikkeld wordt vanuit zelfbepaalde aanzetten, maar enkel en alleen voortkomt uit het verzet tegen de strategie van de vijand, worden we zelf toch nog wel het slachtoffer van hun plannen en hun tijdgebonden intenties. Ook een vis die aan de hengel spartelt en zich verzet is een object dat onderworpen is aan handelingen van de hengelaar.
Ook zijn we niet meer bereid om politieke fouten te compenseren door een subjectief verhoogde inzet. Als het politiek niet gewenst wordt, zoals nu door het autonome deel van de anti-olympia-campagne, om intensieve publicitaire activiteiten te ontplooien, zodat werkelijk tienduizenden op de been zijn, gaan we ondanks buikpijn toch naar de demo, alleen maar omdat het er dan niet zo armoedig uitziet. Dat leidt tot de bevestiging van de stelling dat het afdoende is om alleen in de sien te mobiliseren.
De praktijk lijkt ons ondertussen niet alleen politiek gezien ontoereikend, maar fout tot en met contraproduktief. Als niet toereikend zouden we bijvoorbeeld een radicale praktijk bestempelen, die zich slechts op een deelterrein (internationalisme, bajes) uitstrekt, maar niet of nauwelijks werkt aan een revolutionair totaalstrijd-project. Hier zeggen we ook: liever zo'n praktijk als helemaal geen.
Een politiek, maar met een revolutionaire pretentie, die in plaats van strategische discussies te voeren, verkrampt zoekt naar aanleidingen om te kunnen actievoeren, die in wensdenken gevangen zit en daardoor illusies produceert ("misschien lukt het met deze campagne om de sprong naar de continuïteit te maken"), die niet leidt tot het eigen maken van politieke theoretische begrippen, maar tot politiek onvermogen, kan zich op de lange duur alleen maar tegen ons zelf keren. Dit zelfs ook als bijvoorbeeld de olympiade kan worden voorkomen.
We stellen dan ook een langdurige schadelijke werking van campagnes vast: er is weliswaar een vermoeden van de eigen hulpeloosheid aanwezig, maar er ontbreekt elk instrumentarium om dit te kunnen verklaren of om zich politiek anders te kunnen voorstellen. "We voeren nu eerst een campagne: we weten dat dit niet het meest optimale is, maar we weten niet beters te bedenken", is een faillietverklaring van je eigen politiek.

VII. Wie de vijand alleen maar in diens offensieven opmerkt en aanvalt, programmeert de nederlaag voor. Beginnen bij het sterkste, moeilijkste punt, leidt zeer zelden tot resultaten. En zelfs waar die werden bereikt, stellen we een merkwaardige desinteresse in deze resultaten vast.
Aangezien de vijand altijd ergens in de aanval is, wordt succes nauwelijks waargenomen, laat staan gebruikt. Er wordt echter direct overgegaan naar het volgende punt (opgemerkt worden slechts militaire successen zoals 1 mei '87 en '89, deze successen ontwikkelen zich tot mythen).
Zo'n politiek, die nooit vooruitgang kan laten zien, moet tot demoralisatie of ergere psychische storingen leiden. Het beeld van de almacht van de vijand wordt zo versterkt.
Een politieke theorie die de vijand alleen op het moment van diens aanval herkent, kan alleen maar een onvolledig beeld van de maatschappij bieden. Omdat militant links dit beeld als compleet beschouwd, wordt het foutief. De stelling van de faschisering heeft hier haar oorsprong en deze legitimeert naderhand de voortdurende conspirativiteit en leidt daardoor tot een verdere isolatie van de werkelijkheid. Verder legitimeert zij ook de onderschatting van elke andere actievorm dan de directe aanval. Zo worden themagebieden, waarin in eerste instantie nauwelijks uitzicht is op directe acties, overgelaten aan de reformisten (bijvoorbeeld gezondheidszorg-, arbeid-, school- en studentenstrijd).
Het gevolg daarvan is dan weer een politiek die voorbij gaat aan de eigen behoeften, omdat er niet daar (bij de eigen behoeften) wordt begonnen, maar bij kwesties, waarop juist een militaire aanval mogelijk lijkt te zijn. Daarmee is ook onder andere het geringe interesse in successen in de lopende campagnes te verklaren.

VIII. Bovendien is de autonome campagnepolitiek in feite politiek reformisme. Sinds het laatste hoogtepunt van de anti-kernenergiebeweging is niet meer over het hoofd te zien dat het autonome concept om in deelstrijdbewegingen door militant ingrijpen tussenbeide te komen, ze te leiden van rel tot revolutie en van single-issue-opstand tot opstand tegen het hele 'systeem', was mislukt. In plaats daarvan waren de autonomen getransformeerd tot de bewapende arm van de Grünen.
Terwijl de autonomen ondanks of juist vanwege (want op dat moment begon de aanleiding weg te vallen, want de beweging viel in door haar zelf gegraven kuil) de ook door hun inzet bevochten deelresultaten desolater uit de strijd kwamen dan toen ze die hadden betreden, klommen de Grünen procentueel omhoog en werden van single-issue-partij een maatschappelijke handelende kracht.
De autonomen zorgden voor krantekoppen en voor politieke druk. De Grünen daarentegen konden concrete politieke concepten laten zien en wisten hoe ze participanten aan deelstrijden aan zich konden binden door langdurige politieke activiteiten.
Historisch gezien is dit geen nieuwe stand van zaken: steeds weer zijn er massabewegingen geweest, die gebruikt zijn door leiders en andere maatschappelijke krachten voor hun eigen doeleinden. Dit was het gevolg van het gegeven dat de massabewegingen op basis van hun klassepositie geen eigen concepten konden ontwikkelen. Nieuw is alleen maar dat de autonomen deze steeds weer uit de nood geboren situatie als een politiek recept probeerden te verkopen. Daardoor stelden zij vrijwillig de massa ter beschikking over wiens rug geschiedenis wordt gemaakt. En dit, terwijl ze op basis van hun materiële situatie wel degelijk in staat waren geweest om eigen concepten te ontwikkelen.
Wat zijn er in de jaren na '86 niet voor halsbrekende toeren uitgehaald om het stigma van het de-facto-reformisme-ondanks-revolutionaire verpakking te ontlopen:
- het thema milieu werd opgegeven, omdat de reformisten hier het sterkst georganiseerd waren - andere terreinen werden sterker aangepakt: vluchtelingen, herstructurering etc. omdat de autonomen hoopten dat de reformisten deze terreinen dan niet zouden kunnen bezetten.
- afbakeningswoede ten opzichte van verschillende analyses van de reformisten en het afstoppen van vermeende radikaleren, omdat in hun veronderstellingen de vijand als nog erger wordt gezien.
Zo beschouwen we de economistisch-machtsstrategische analyserende leus "Geen bloed voor olie" als realistischer dan de poging om de golfoorlog te interpreteren als een vernietigingsoorlog tegen de Arabische bevolking. De poging om zich juist af te bakenen van de reformisten, in plaats van het 'maatschappelijk perspectief' van de verscheidene projecten van de vijand, leidde tot een samenzweringstheorie, die niet viel te bewijzen.
- Het überhaupt afwijzen van het stellen van concrete eisen ("We zijn eenvoudigweg alleen maar aanwezig").
- Het afwijzen van ieder bondgenootschap met reformisten respectievelijk met iedereen die niet behoord tot militant links.
Het resultaat daarvan is gelijk aan NUL.
Of men hield zich bezig met het beoefenen van een praktisch existentialisme en kon men naast het direct aan te vallen object bij een rel geen politiek doel meer benoemen (zie bijvoorbeeld 1 mei). Dit betekent uiteindelijk het verlies van elke politieke speelruimte. Of men zou de ervaring moeten opdoen dat reformisme niet een kwestie is van het thema en dat ieder onderwerp uiteindelijk reformistisch valt in te vullen. Het resultaat daarvan zou dan weer de oude arbeidsdeling zijn. Die ook nu weer in de olympia-campagne aanwezig is: de autonomen gaan de straat op en houden in ieder geval nog een manifestatie in het lokale sienestablishement voor degenen, die het toch allemaal al weten. De AL (Alternative Liste)/Bund Naturschutz enzovoorts organiseren openbare discussies, informeren de pers enz. en interpreteren dus ook de acties van de autonomen naar de pers toe: "Politie wilde rellen provoceren".
Nadat de uitdrukkelijke afwijzing van iedere samenwerking met reformisten in de IMF-campagne in '88 net zo was mislukt als de intensieve samenwerkingspolitiek tot '86, bestaat er nu geen enkele politieke lijn meer: elke groep bedrijft zoals het haar goeddunkt met een zekere willekeur samenwerkingspolitiek. Het resultaat van de olympia-campagne zal zijn: de AL zal sterker uit de confrontatie te voorschijn komen. Deze extra kracht zal zij nodig hebben om haar onvermijdelijke verlies aan image en profiel, veroorzaakt door de coalitie, weer goed te maken. De autonomen zullen uiteindelijk weer even radeloos wachten op de volgende aanleiding voor een militant optreden. Misschien zullen ze de personele verliezen hebben goedgemaakt die haar politiek altijd weer kost.
Dit wil zeggen dat de AL in ieder geval sterker uit de campagne te voorschijn komt, en de autonomen niet eens sterker naar voren komen als ze hun directe politieke doel, de verhindering van de olympische spelen, mochten doorzetten.

IX. De tijdelijk begrensde campagnepolitiek is het gevolg van de weigering om de organisatiediscussie te voeren. "Door het ontbreken aan planning in de sien (en de daardoor ontstane perspectiefloosheid) geeft de sien als organisatievorm aan ons het gevoel dat we vooruitkomen (of het zou zo moeten zijn dat de bewegingsdynamiek ons dit gevoel ook geeft zonder ons toedoen). Mijn stelling is daarom dat het juist voor ons revolutionairen in de beweging subjectief noodzakelijk is om over zo'n abstract onderwerp als de organisatiekwestie te spreken. Dit omdat we anders nauwelijks iets anders dan onszelf kunnen waarnemen en geen maatschappelijke relevantie zullen bereiken." (Thesen zum Kulturbegriff, Interim 155/1).
Ook op het reformisme-probleem is anders geen vat te krijgen. Een revolutionaire beweging kan zich niet in de vorm van een burgerinitiatief (want vooral en meestal ondergronds) organiseren, of zij zal diens resultaten bereiken: opzichzelfstaande projecten tegenhouden om daardoor de maatschappelijke status quo te waarborgen en te versterken.
De politieke barometerfunctie, die ondertussen de protestbewegingen hebben voor het systeem in de BRD, bezitten de autonomen ook. Net zoals de protestbewegingen tonen de autonomen in een vroeg stadium maatschappelijke conflicten aan, en staan zodoende op tijd een correctie van de heersende richting toe, zonder organisatorisch het conflict respectievelijk het ontstane concflictspotentiaal verder te kunnen vasthouden.
Als de reformistische concepten zich doorzetten, is dit meestal ook een gevolg van politieke zwakte en het onvermogen van revolutionair links. Het is geen oplossing om geen concrete eisen meer te formuleren. Dat is de luxe van degenen die geen successen nodig hebben, zoals het bevechten van minder huur, asiel voor vluchtelingen en geen olympische spelen. Beslissend is wie uit de strijd gesterkt naar voren komt. Dit kan iedere politieke groep alleen maar bereiken als zij beschikt over maatschappelijke totaal-concepten, als ze de aan de strijd deelnemende mensen kan winnen voor meer permanentere activiteiten.
De campagne zal ondanks onze kritiek plaatsvinden, dat is te wijten aan het conservatisme van links: om zich in slechte tijden, waarin om ons heen van alles verandert, zich des te vertwijfelder aan het oude vast te klampen. Op zijn minst zal dit op de lange termijn tot falen gedoemd zijn. Een groep die zich niet richt naar de historische veranderingen, zal alleen als sekte zonder politieke betekenis voortbestaan, als zij al blijft voortbestaan.

"Met deze serie van fenomenen is een van de belangrijkste kwesties, betreffende de politieke partij, verbonden: namelijk, of de partij in staat is om in het geweer te komen tegen de macht van de gewoonte en tegen de tendens om te mummificeren en anachronistisch te worden. De partijen ontstaan en ontwikkelen zich tot organisaties om de situatie, tijdens momenten die uit historisch oogpunt van levensbelang zijn voor hun klasse, onder controle te krijgen. Maar niet altijd lukt het hen om zich aan te passen aan nieuwe taken en nieuwe tijdperken, niet altijd lukt het ze om zich te ontwikkelen overeenkomstig de complexe krachtsverhoudingen (en de overeenkomstige posities van hun klassen) in een bepaald land of op internationaal terrein. Binnen de analyse van deze ontwikkeling van de partijen moet men onderscheid maken in de volgende zaken: de maatschappelijke klasse: de massa die de partij ondersteunt: de bureaucratie en de centrale leiding van de partij. De bureaucratie is de gevaarlijkste, gewoontelijk conservatieve macht: als zij uiteindelijk een eensgezind, alleen ten dienste voor zichzelf bestaand, zich onafhankelijk van de massa voelend lichaam vormt, dan wordt de partij anachronistisch. En in acute crisismomenten wordt zij ontdaan van haar maatschappelijke inhoud en blijft zij in het luchtledige zweven." (Antonio Gramsci)

Heinz Schenk

back