fels!

Stellingen over de opvatting van 'cultuur'

Geen revolutie zonder andere cultuur, zonder andere omgangs- en levensvormen, zonder een verandering van de mensen, die er aan deelnemen. Tot zover is alles duidelijk - maar hoe een andere cultuur ontstaat en hoe zij zich verhoudt tot politiek, daarover wordt binnen links weinig gesproken. Vandaar deze gedachten m.b.t. het cultuurbesef:

1.) Tegencultuele- en protestbewegingen, waartoe ook de anti-autoritaire beweging van '68 en de rebellie van de jeugd in de jaren '80/'81 behoren, zijn voor mij in weze tweeërlei:

a.) het uitproberen van nieuwe vormen, waarbij deze vormen relatief willekeurig gekozen kunnen zijn (bijvoorbeeld skins). Dit uitproberen put zichzelf zeer snel uit. Zoals in elk maatschappelijk proces neemt de euforie op een gegeven moment af.

b.) de ontsnapping uit de eenzaamheid door een nieuw gevormde gemeenschap (waarbij deze uitbraak juist ook buiten de protestbewegingen kan plaatsvinden). Vanwege hun spontaniteit zijn maatschappelijke (en zodoende meestal ook culturele) doorbraken oncontroleerbaar en niet te sturen. Zelfs als dat wèl mogelijk zou zijn, zou grip op het tegenculturele proces niet erg interessant zijn. Duidelijk is in ieder geval dat uitbarstingen als deze hun schaduwzijde hebben. Persoonlijk gezien wantrouw ik ze een beetje, omdat individuen vaak meegesleurd worden in hun vaak onverwachte einde. Zij zijn voor mij daarom dan ook geen basis waar ik mijn maatschappelijke identiteit aan zou kunnen ontlenen. Ze zijn uiteraard vormend, kunnen me meeslepen en me nieuwe dingen laten zien, maar hun ritme bepaalt niet het mijne. Waarom juist wij linksen een protestcultuur zouden moeten creëren, is mij daarom duister.

2.) Wat betreft de maatschappelijke processen zijn vooral de 'bewustmakende' elementen voor mij belangrijk. Deze bewustzijnsvormende momenten zijn er net zo goed in culturele bewegingen als in puur opgelegde strijdterreinen (om loon, een jongerencentrum, enzovoort) doorgemaakt, alsook in abrupt uitbrekend klassegeweld (bijvoorbeeld door jeugdbendes in confrontaties met de politie). Daarnaast zijn er een x-tal andere kwesties, vaak kleinigheden, naar aanleiding waarvan mensen een beetje uit hun onderdanige positie beginnen te breken; ze worden op verschillende plaatsen tot zelfstandigere subjecten zonder zichzelf echter meteen "helemaal" te vinden. Deze bewustmakende momenten zijn stappen op een weg, en nog niet het doel zelf.

3.) Tegencultuur kan via het bewustwordingsproces, dat in haar verloopt, een vormend element voor de nieuwe samenleving zijn. Het mensbeeld van een maatschappij wordt bijvoorbeeld door de kunst tot uitdrukking gebracht, maar ook bevordert. Zo wordt door het ontwikkelen en hanteren van revolutionaire levensvormen beetje bij beetje vooruitgelopen op de revolutie (ook als de veranderingen steeds weer ongedaan gemaakt worden vanwege de objectieve maatschappelijke omstandigheden). Tegencultuur is dus "preventieve revolutie". Maar zij kan de revolutie niet vervangen als proces van machtsovername.
Ik ben van mening dat de culturele subversie alléén, als 'standvastige uitholling van het oude systeem', niet leidt tot een blijvende verandering. Elke maatschappelijke transformatie heeft een politieke en militaire strategie nodig. Zonder deze strategie, die door organisaties of kernen van organisaties tot stand worden gebracht, wordt protestcultuur opnieuw geïntegreerd in het systeem (men denke aan de commercialisering van punk, de integratie van de alternatieven, de 'mars door de instituties' van de anti-autoritairen). Dat neemt niet weg dat een politieke strategie zonder tegenculturele elementen alleen maar lustvijandig en formalistisch kan zijn.

4.) Natuurlijk is er een niveau waarop er sprake is van een spontane culturele ontwikkeling, of beter: van de ontplooiing van de veelzijdigheid van de mens. Daar is sprake van als we ons direct en niet al te doordacht uitdrukken. Daarover hoeven we het nu dan ook niet verder te hebben. Daarnaast kan er in mijn ogen ook een bewust te ontwikkelen tegencultuur bestaan, een die buiten alle spontane uitbarstingen om ontstaat. Dat is voor mij boven alles communicatie met zo veel mogelijk verschillende mensen. Gemeenschappelijkheid, een boven jezelf uitstijgen - het benaderen dus van communistische levenswijzen.
Deze levenswijzen komen niet voort uit individueel aan te leren capaciteiten. Het zijn namlijk collectieve ontwikkelingsprocessen -voornamelijk in de vorm van een systematisch leerproces- waaraan je deel kunt hebben door te werken aan iets gemeenschappelijks.

5.) Het gemeenschappelijke project van links dat het dichtst bij mij staat is de revolutionaire organisatie. Waarom? Wel, als er iets is aan de sien dat mij op de zenuwen heeft gewerkt, dan is het wel het met zichzelf bezig zijn; haar eigen starheid, tegelijk een gevolg en een weerspiegeling van het burgerlijke individualisme.
'Ieder staat het dichtst bij zichzelf', luidt de burgerlijke variant van het autonome 'subjectivisme'. De beslissende vraag is dus waar en hoe wij onze individuele subjectiviteit tot één geheel laten samensmelten. Het proces om zich op een zelfbewuste manier te organiseren (als organisatie) is zo'n versmelting. Dit betekent dus het werken aan collectiviteit, aan tegencultuur, aan een nieuwe samenleving.
Dit vorige hangt ook sterk samen met de kwestie van succes en falen. Succes, resultaat, dat betekent voor mij: nieuwe mensen voor je winnen; ook tussendoor, op afzonderlijke punten, successen bevechten, op een goede en duidelijk bepaalde manier ergens tussenbeide komen; door de maatschappij opgemerkt worden. Ongeacht wat we zeggen en denken, elke structuur laat zich ook beoordelen op haar efficiëntie.

Precies dat is voor ons uitgesproken belangrijk, want wie verricht nou graag tijdrovend werk, als het werk niet minstens af en toe succes met zich meebrengt? Wildgroei is als trend (afgezien van sienbruiloften) tamelijk ineffectief. Het meest frustrerende werk blijft als ervaring het minst in je hoofd hangen. Maar datzelfde frustrerende, onaangename werk wordt tot drie, vier keer toe steeds opnieuw gedaan. Ook daarom moeten wij weg zien te komen uit de (in de wilde weg groeiende en subcultureel bepaalde) sien.

SAMENGEVAT:
Door het ontbreken van plenning (en de daardoor ontstane perspectiefloosheid) geeft de sien als organisatievorm ons niet het gevoel dat we vooruitkomen (of het zou zo moeten zijn dat de bewegingsdynamiek ons dit gevoel ook geeft zonder ons toedoen). Door haar subculturele afscherming voorkomt zij de discussie met "buiten". Zij blokkeert dus ook het bevrijdende opgeven van het burgerlijke individualisme.
Mijn stelling is daarom dat het juist voor ons revolutionairen in de beweging subjectief noodzakelijk is om te spreken over zo'n abstract onderwerp als de organisatiekwestie. Dit omdat we anders nauwelijks iets anders dan onszelf kunnen waarnemen en geen maatschappelijke relevantie zullen bereiken.
Het gegeven dat andere aanzetten tot organisering, zoals het ML-sektarisme en zweverige praatclubjes, zijn stuk gelopen, overtuigt mij niet van het tegendeel. De ML-fase (de K-groepen in het begin van de zeventiger jaren) was volgens mij alleen maar de niet-dialectische ontkenning van de anti-autoritaire beweging, zoals wij op vergaande wijze de niet-dialectische ontkenning zijn van de ML-fase.

TOT SLOT
(en zo "subjectief" als iets maar kan zijn)

- Het is voor mij plezierig om politiek actief te zijn, wanneer dit vanaf het eigen stekje toegaat op andere sociale werkelijkheden. Alleen daar houd ik op om een slechts voor mijzelf denkend subject te zijn en ontmoet ik anderen. Daar steekt bij mij de volgende gedachte achter: lijm tussen de eenzamen zijn - het bereiken van consensus - het opbouwen van communistische levensvormen.

- Met betrekking tot de in de mode geraakte discussie over de tegenstelling tussen de eigen subjectiviteit en abstracte politiek: politiek is onvermijdelijk een abstractie van zintuiglijke waarnemingen. Dat is verder niet erg. Wij als mensen zijn immers zeer veel meer dan alleen maar "denkenden". Voor mij wil dat zeggen dat ik mijn spontaniteit en creativiteit net zo tot uiting wil laten komen als mijn behoefte aan bewust geplande en uitgevoerde politieke arbeid. Bewustzijn en spontaniteit, creativiteit en systematiek zijn voor mij dialectisch gepaarde begrippen, begrippen dus, die elkaar nodig hebben.

- De huidige vormen van de sien-wildgroei zijn voor mij niet voldoende. Ik bedrijf steeds meer politiek buiten de autonome samenhangen, en doe daar goede ervaringen mee op. Ik kan me nu zelfs voorstellen volledig uit deze samenhangen te groeien. Daarentegen waardeer ik nog steeds "autonome" of links-alternatieve leef- en cultuurvormen. Ik leef graag in de linkse woongemeenschappen. Ik houd van de kraakkroegen, het omkeren van het zich op een bepaalde manier te moeten kleden en het niet hoeven te betalen bij voko's. De sien is als erfgenaam van de anti-autoritaire beweging en de jeugdrebellie cultureel gezien waarschijnlijk, als men rekening houdt met de eigen herkomst en de externe omstandigheden, helemaal niet zo slecht (vaak niets anders dan de 'buitenwereld', vaak nog individualistischer, maar soms ook toch buitengewoon revolutionair).
Zij is echter politiek gezien onbevredigend en volledig achterhaald door de realiteit van een steeds harder wordende sociale werkelijkheid. Ook voor het samenleven (dus voor de culturele sfeer) zouden politiek meer succesvolle activiteiten zinvol zijn, want bevredigde mensen hebben minder problemen met elkaar.

Dus: niet de partij in plaats van de sien, maar tegencultuur, sociale beweging en revolutionaire organisatie als verschillende, elkaar aanvullende sferen. Onze individuele perspectiefloosheid kan alleen een collectief gestructureerd antwoord krijgen. Ons probleem valt enkel en alleen op te lossen met het bereiken van een gemeenschappelijke abstractie. Daarom zijn de moeilijkheden die we in het dagelijks leven, in onze subcultuur ondervinden zeer nauw verbonden met de organisatiekwestie.

de zettelknecht

back