fels!

Autonome Studis Bolschewik

Inleiding
Het is eigenlijk nogal lastig om de kritiek die we hebben op de reëel bestaande Autonome Beweging in een kort artikel samen te vatten. Wie de eerder door ons uitgegeven brochure gelezen heeft, zal ingezien hebben dat de teksten die we tot dusverre geproduceerd hebben zich niet gemakkelijk met elkaar in verband laten brengen. We vonden (en vinden) het erg moeilijk om de autonome theorie en de autonome praktijk op zo'n manier ter discussie te stellen, dat het feitelijk één en dezelfde kritiek zou zijn; dat de fouten van de theorie naar die van de praktijk zouden verwijzen en omgekeerd.
De problemen die zich voordoen bij het onder vuur nemen van de autonome beweging, als juist die eenheid van theorie en praktijk, deze problemen komen - dunkt ons - niet voort uit ons eigen onvermogen. Het is binnen de autonome beweging zelf namelijk, dat de scheiding tussen theorie en praktijk zo sterk is.
Vorig jaar, op de Bremer Internationalisme-dagen kon iedereen het met eigen ogen aanschouwen: de volledige, soms grotesk aandoende scheiding tussen theorie en praktijk of, preciezer nog, de scheiding tussen theoretici (v/m) en practici (v/m). De dagen waren georganiseerd door mensen uit het Umfeld van de autonome beweging, namelijk door de uitgeversters van de reeks Materialien für einen neuen Antiimperialismus.
De theoretici hadden dus een oproep gedaan, de beweging was gekomen; de ene groep hield ellenlange referaten, de andere groep luisterde min of meer geduldig en zwijgzaam. Maar zelfs met het praatje over, zeg, de Wereldbank-rellen in Brazilië wist men geen toehoorder van z'n/haar stoel af te krijgen. Velen zullen zich meer dan eens afgevraagd hebben: 'wat moeten we hier in vredesnaam mee?'
De graag aangehaalde stelling, dat men zonder revolutionaire theorie geen revolutionaire praktijk kan opbouwen maakte dat vele luisteraars nog wel enig geduld konden opbrengen met de sprekersters. Maar hoe de prachtige staaltjes van de theorie-cracks de praktische strijd verder zou moeten brengen, daarop kon niemand toch een antwoord krijgen. En toen het er dan feitelijk over ging: 'wat gaan we nou doen in september in Berlijn?' op dat moment konden de theoretici alleen wat hulpeloos hun schouders ophalen en hopen, dat de practici wat te binnen zou schieten, en dat een beetje ordelijk op poten zouden zetten....
Voor beide partijen was dat natuurlijk onbevredigend - zo onbevredigend als de kritiek is die wij in onze brochure hebben weergegeven op enerzijds de autonome theorie en anderzijds de autonome praktijk.
In dit artikel hopen we de waargenomen kloof te overbruggen. Het is onze bedoeling, helderheid te verschaffen over de wijze waarop in de autonome beweging theorie en praktijk met elkaar verbonden zijn. Onze stelling daarbij luidt dat juist de manier waarop deze met elkaar verbonden zijn het grote probleem van de autonomen is. En dat is het niet alleen voor de autonomen: het probleem is feitelijk de bron van het dilemma waarvoor elk revolutionair handelen zich in de imperialistische metropolen geconfronteerd ziet bij de huidige stand van zaken aangaande de klassenstrijd.

Theoria vulga autonoma - de doorsnee autonome theorie
Gaan we even uit van de meest bekende verschijningsvorm van de doorsnee-autonoom (v/m). Zo'n doorsnee-autonoom bestaat natuurlijk niet echt, en alles wat je over haar/hem te zeggen hebt wordt al snel weggewimpeld omdat het karikaturaal of al te woest polemisch zou zijn. In discussies duikt altijd wel weer een tegenvoorbeeld op, dat alles weer op losse schroeven zet. Maar hoe dan ook: zonder veralgemeniseringen, die de mensen die ermee geduid worden individueel zonder twijfel een hoop onrecht aandoen, zonder dit soort generalisaties is het niet mogelijk om zinvol te discussiëren. Iedere discussie loopt anders uit op het vertellen van anekdotes. En dat soort 'anekdotisme' is nu wel heel karakteristiek voor de discussies in 'de beweging'. Als wij in het hiernavolgende de voorstellingen en de praktijk van autonomen (v/m) proberen te beschrijven, dan kan dat wat al te overtrokken lijken. In de overdrijving zit echter een soort van waarheidskern, een kern die door het vertellen van leuke verhaaltjes nu eenmaal niet te benaderen zou zijn.
Er wordt nogal wat afgejammerd over het gebrek aan theorie in de autonome beweging. Formuleer je je kritiek op 'de' beweging vanuit dat uitgangspunt, dan trap je gelijk in de val die de specifieke verhouding van autonome theorie en praktijk voor je heeft opgezet. Onze kritiek is niet dat de beweging theorie-loos zou zijn, integendeel. Er is veeleer sprake van een duidelijk omschreven autonome theorie, wiens grote fout het is, niet bewust te zijn van het feit dat ze theorie is en daarom ook zo ontzettend moeilijk te bekritiseren is.
Wat we daarmee bedoelen? In ieder geval niet de verschillende pogingen tot autonome theorie, zoals die door Wildcat of door Autonomie ooit ontwikkeld zijn. Nee, daarmee bedoelen we het doodeenvoudige autonome doorsnee-bewustzijn, dat zelf een vorm van theorie is.
Hoewel het autonome doorsnee-bewustzijn maar heel zelden begrepen wordt als een theorie van de maatschappelijke verhoudingen gaat het toch om een duidelijk omschreven concept van machts- en onderdrukkingsverhoudingen in de wereld. Bekritiseren wij aldus dit doorsnee-bewustzijn, dan doen we dat niet omdat we de autonomen niet serieus zouden nemen. We proberen juist het bewustzijn van 'de autonoom' ernstig te onderzoeken als zijnde een theorie over de samenleving. Een theorie zelfs, die daadwerkelijk verbonden is met een zekere maatschappelijke praktijk. Daar van uitgaande stellen wij de - misschien wat ongebruikelijke - vragen: welke theorie? en welke praktijk? En: hoe hangen deze samen? En daarmee zijn we nog steeds op zoek naar de autonome doorsnee-theorie.
Duidelijk is, dat het op de wereld niet zo is, zoals het zou moeten zijn. Honger. Ellende. Oorlogen. Burgeroorlogen ... En bij ons gaat het ook al aardig beroerd.
Iedere bondsburger zou uitspraken als deze kunnen onderschrijven. Waarin revolutionaire strijders (v/m) zich onderscheiden van Jan de Vries is het feit, dat zij dit niet zien als een natuurlijk feit. Het revolutionaire subject zegt niet, zoals de brave burger dat zal zeggen: 'dat was altijd al zo, dat zal ook altijd zo blijven, daar kunnen wij nix aan doen' maar houdt vast aan het denkbeeld dat het ook anders zou kunnen zijn, dat mensen rationeel, vredelievend en gelukkig met elkaar zouden kunnen leven, als...
Als, ja, als.... We benaderen de kernvraag van de revolutionaire theorie. Als het inderdaad anders zou kunnen zijn, dan is het duidelijk dat er ook iemand schuldig is aan het feit dat het niet zo is. De vraag is dan: wie? Nu wordt het gecompliceerd. En zeker als we het meest domme antwoord dat hierop geformuleerd is weglaten - de paranoïde samenzweringstheorie die de anti-impi's er op na houden - dan wordt het helemaal moeilijk.
Maar nee, natuurlijk: schuldig zijn staat en kapitaal. 'Tuurlijk. Maar daarmee zijn we nog niet verder gekomen, want wie zijn dat, staat en kapitaal?
Moeten abstracte begrippen aldus opgevuld en aangekleed worden, moeten uit lege woorden concrete tegenstanders van vlees en bloed tevoorschijn getoverd worden, dan is er één die zich wel erg nadrukkelijk presenteert:

De wout
De WOUT is vijand nummer één van alle autonomen. In hem is de staat zichtbaar en tastbaar. Waar en wanneer ook de helmen opduiken en de knuppels getrokken worden, dan weet iedereen hoe en waar de frontlijn ligt: tussen ons en 'hullie'.
Dit is de autonome staatstheorie in een notedop. De staat, dat is het brute geweld. Het is repressie, het is fascisme, punt. Nuanceringen zijn overbodig. Deutsche Polizisten - Mörder und Faschisten. Staat, wouten, repressie, fascisme. Alles loopt door elkaar op de plek waar matten met wouten een heroïsche daad is, een aanslag op de staat, ja uiteindelijk ook een heuse revolutionaire handeling.
Het wereldbeeld van de meeste autonomen is niet zo plomp als dit, hoe vaak dat soms ook zo lijkt te zijn. Ergens weet men wel dat de staat er niet is omwille van zichzelf, dat de staat er ergens anders voor is. De staat - zoveel is wel duidelijk - dient ter bescherming van de belangen van het kapitaal. Waarbij de vraag vervolgens is: wat is het kapitaal? En dat is niet zo gemakkelijk meer aan te wijzen als dat bij 'de staat' het geval is.
Nou, het kapitaal, dat zijn zeg maar de grote banken en de multi's. En het gemene is, dat deze mensen over de héééle wereld uitbuiten. En omdat niemand zich graag laat uitbuiten, hebben zij daarbij de staat nodig. Om mensen te helpen onderdrukken. Anders zou het kapitaal immers wegtrekken.
Hoe dat met die uitbuiting nou precies in mekaar zit, is niet helemaal duidelijk, maar dat hoef je ook helemaal niet te weten. Het is immers glashelder: in de derde wereld creperen de mensen als vliegen. Hier leven ze van de bijstand. En dat, terwijl grote banken en concerns de grote winsten binnenhalen. Uitbuiting is een feit.
Maar hoe nu dit briljante theoretisch inzicht om te zetten in revolutionaire praktijk? Welnu, banken en concerns hebben kantoren, bureaus, verkooppunten etc. En die hebben etalages of in ieder geval een voorpui, waarvan er ruiten in te gooien zijn of ook met verf wat bijgekleurd kunnen worden. Hier en daar zal een molli z'n weg wel gevonden hebben en ook brandblussers met bestrijdingsmiddelen en poedersuiker hebben hun uitwerking niet gemist.
Wat dat nu alles zou veranderen aan het feit dat banken en concerns mensen uitbuiten is niet helemaal duidelijk. In ieder geval doen we iets praktisch, en draaien we geen abstracte kringetjes. (NB. bij demo's stellen de wouten zich altijd op vóór de nationale bank. Een duidelijker bewijs voor een fascistisch komplot van staat en kapitaal is er niet...)
Ook als we de ironie zouden weglaten, zou de analyse hetzelfde zijn: bovenstaande is in grote trekken 'de' autonome theorie. We missen het patriarchaat nog, maar daarover weet tegenwoordig niemand überhaupt nog wat te zeggen. Rest ons nog het hoofdstuk 'technische details' en een uitwijding over groepsdynamische processen.
De technische details dan maar als eerste. In autonome discussies gaat immers verreweg de meeste tijd zitten in het bespreken daarvan.
Links en rechts, ja en nee: mèt de reformisten of tégen de reformisten, mèt bivak of zonder bivak, gaan we wèl of gaan we niet naar de demo? De criteria waaraan deze vragen getoetst kunnen worden zijn de 'revolutionaire moraal' of de 'vastberadenheid'. Feitelijke -tactische - criteria zijn er voor de afzonderlijke dingen niet te bedenken. Beslissingen worden niet genomen met het oog op de te bereiken 'doelen'. In plaats daarvan wordt er gekeken, welke van de alternatieven het meest 'rechtvaardig' zou zijn. De doel-middelen verhouding staat hierom ook maar zeer zelden op de agenda (hetgeen deze vergaderingen ook zo saai maakt). Over 'meningen' en over 'moraal' valt nu eenmaal slecht te discussiëren, dat soort zinloos gezwets moet je maar voor thuis bewaren...
Interessanter nog zijn de groepsdynamische processen. Keren we even terug naar de staat- en kapitaaltheorie. De vraag die zich in dat verband laat stellen is: waarom laten de uitgebuitenen zich welgevallen dàt ze uitgebuit worden? Het antwoord is - zoals we zoëven al zagen - dat het staatsgeweld de mensen ervan weerhoudt, in opstand te komen. Degenen die zich niet laten weerhouden worden geconfronteerd met genadeloze repressie.
Iedereen weet natuurlijk stiekem al lang dat de passiviteit van de meerderheid van de bevolking zo niet te verklaren is, maar evengoed: hoe moesten we verklaren dat de meeste mensen alles maar laten gebeuren? In het beste geval is het antwoord op deze vraag de volgende: de mensen zijn/worden gemanipuleerd en gecorrumpeerd door de media, en door consumptie.
De precieze inhoud van deze stelling heeft zo zijn weerslag op het proces, zoals dat in de meeste autonome groepen werkzaam is. Want vroeger of later is er altijd wel iemand die beseft dat de autonomen evengoed gemanipuleerd en gecorrumpeerd zijn. Is dit eenmaal geconstateerd, dan komt er in autonome groepen in de regel een wat curieus, ja bijna puriteins ascetisme bovendrijven, een sterke afkeer van 'de buitenwereld' en een genadeloze identificatie met de eigen groep.
We zijn dan al niet ver verwijderd van het punt, waarop de mensen in de scene zich van alle kanten door vijanden omgeven voelen; vijanden die van zins zijn, het beetje identiteit dat zij in de loop van 'de strijd' verworven hebben, af te breken.
Veel van deze angst keert zich tegen andere linkse groepen, zeker wanneer deze het lef hebben, kritiek te uiten. De buitenwereld wordt op een gegeven moment zo ver weggehouden dat er een waanzinnige scheiding in het autonome bewustzijn optreedt. Enerzijds lijkt alles en iedereen buiten het scene-ghetto een vijandelijk leger die het revolutionaire subject willen 'omdraaien', haar/zijn identiteit willen vernietigen; tegelijkertijd is die boze buitenwereld ook een 'borrelende, kolkende massa' die op het punt staat te exploderen, om de grote revolutionaire ommezwaai te voltrekken.
Een ander, regelmatig terugkerend effect van groepsdynamische processen is de zogenaamde patriarchaats-discussie. We willen helemaal niet ontkennen dat er een patriarchaat zou zijn, zomin als we kunnen ontkennen dat sekse-specifieke onderdrukking ook in het groepsproces van autonome sientjes voelbaar is. Het is een zeer belangrijk punt van discussie, en moet dat ook zeker blijven. In autonome kringen wordt er evenwel nooit inhoudelijk over vragen als deze gesproken. In feite blijven gesprekken hieromtrent erg formeel.
Nemen we de Bremer Internationalismustagen van 't vorig jaar maar weer eens als voorbeeld. Er was zowat geen voordracht die aanleiding gaf tot discussie. Pas op het moment dat de patriarchaatsvraag boven kwam drijven - of niet, hoewel dat wel aangekondigd was - brak de hel los. Het resultaat daarvan was dat de aanwezigen zich opsplitsten in een mannen- en een vrouwenvergadering.
In plaats dat in die vergaderingen dan wezenlijk gediscussieerd werd over de relevantie van de vragen omtrent het patriarchaat voor revolutionaire strijd, gaf een en ander aanleiding tot een stevig staaltje van het beroemd-beruchte autonome 'anekdotisme': wie heeft er het sterkste verhaal te bieden? Het geschreeuw over het patriarchaat werd, en wordt in dergelijke situaties bijna altijd gebruikt ter vervanging van andere discussies.
Patriarchaal-seksistisch gedrag is feitelijk aan de orde van de dag in autonome groepen. In plaats dat men daar nu echt flink over discussieert, wordt alles 'verschoven' naar het niveau van de individuele moraal. In het beste geval heeft dat tot gevolg dat mensen 'schuld' wordt gewezen cq. schuld bekennen, en men elkaar belooft dat het in het vervolg allemaal beter zal worden. In andere gevallen komt het echter tot afscheidingen, splitsingen, tot buitensluiting enzovoorts. En die zijn vaak van blijvende aard, niet omdat ze het resultaat zijn van werkelijk inhoudelijke meningsverschillen, maar omdat ze opgehangen worden aan bepaalde omgangsvormen.
Natuurlijk, een discussie over omgangsvormen binnen politieke groepen is erg nuttig, ja, noodzakelijk zelfs. Wanneer daardoor de discussies over tactiek of strategie blijvend verdrongen worden, terwijl men er tegelijkertijd blijk van geeft, over dergelijke zaken helemaal niet te kunnen discussiëren, dan verwordt ieder politiek gesprek tot een surrogaat. De autonome groep is dan feitelijk niet meer dan een jeugdclub, waarvan het de leden er om te doen is, zichzelf een identiteit te verschaffen.

De Autonomen en de Staat
'De staat in zijn specifieke verschijningsvormen wortelt in de materiële levensomstandigheden van de samenleving, in de verhouding van de produktievoorwaarden tot de onmiddellijke producenten' (MEW 25/799ff)
De specifieke vorm, waarin de staat de meerderheid van loonafhankelijken aan zich onderworpen heeft, is maatgevend voor de vorm van de burgerlijke staat. Het 'normale' proces van meerwaarde-produktie steunt aldoor op het niet tot de economie behorende geweld van de burgerlijke staat. Dat geweld uit zich echter op verschillende manieren, hetzij binnen de nationale grenzen, hetzij tussen imperialistische, half-koloniale en koloniale landen. Voor de burgerlijke vorm van machtsuitoefening is de krachtsverhouding tussen de afzonderlijke componenten van de samenleving van doorslaggevend belang.
Het probleem dat zich voordoet in de wijze waarop de autonomen zich verhouden tot de staat is vooral het gebrek aan differentiatie. De staat wordt in geen enkel geval beschouwd als de neerslag van bepaalde kapitaalsverhoudingen: staat en kapitaal zijn immers één (vgl. Hartmann in Autonomie NF 14). Bij die 'analyse' wordt - om er een historisch tintje aan te geven - het begin van deze versmelting geplaatst bij de intrede van het NS-fascisme. Alles wat er daarna, of ook tegelijkertijd mee was, wordt geïnterpreteerd als het resultaat van één enkele, wereldwijde kapitaal-strategie.
Inderdaad kunnen we sinds het aantreden van de burgerlijke samenleving een zekere tendens richting monopolie-kapitalisme waarnemen. De nationale staten zijn echter nog steeds niet 'opgelost', en dat staat - ondanks Europa '92 - ook nog altijd niet op korte termijn te gebeuren.
Het kapitalisme van na de oorlog kenmerkt zich door een toenemende interventie van de kant van de staat in het economische leven, en kan beschouwd worden als een voortzetting van de Amerikaanse New Deal-politiek; dat betekent echter nog niet dat staat en kapitaal één zijn! Deze staatsinterventies hadden lange tijd een anticyclisch karakter. Daardoor kon de arbeidende bevolking langzamerhand in de samenleving geïntegreerd worden. De staat had het fascisme helemaal niet nodig om de winstmarges omhoog te laten schieten.
Autonomen zien de verschillende vormen van heerschappij door de bourgeoisie niet, noch de verschillende fracties waarin het kapitaal is onder te verdelen (vgl. de Nicaragua-politiek van Reagan en Mitterand). Hoewel het zeker juist is, het imperialisme te zien als een wereldwijd, alomvattend systeem, zijn er daarbinnen toch tegenstellingen werkzaam. Kennis van die tegenstellingen is noodzakelijk voor enig begrip van wat er in de wereld gebeurt, en zal wellicht ooit beslissend kunnen zijn voor de strijd van een nieuw revolutionair subject.
Een staat die zichzelf ziet als een burgerlijke democratie geeft revolutionairen (v/m) doorgaans de mogelijkheid hun ideeën openlijk te verspreiden. Zij garandeert hen tenminste gedeeltelijk het recht van vergadering, van demonstratie en staking, enz. In het Amerika van de New Deal waren er militante massa-stakingen en revolutionaire propaganda van kleine splintergroepjes; onder het fascisme werden alle democratische organen kapot gemaakt.
Om dit dilemma te omzeilen hebben autonomen het over de 'fascisering van de staat', zonder 'fascisme' überhaupt te hoeven (kunnen?) definiëren. De 'echte' radicalen maken het zich vervolgens wel heel gemakkelijk, door te roepen dat de staat (alle staten) altijd, overal en met alle middelen al fascistisch geweest is/zijn.
Hoe begrijpelijk deze voorstelling van zaken ook moge zijn vanuit een anti-burgerlijk perspectief, 'waar' is zij toch zeker niet. Om deze halfwas-anarchistische 'staat-fascisme-theorie' te kunnen koppelen aan de zo gekoesterde leugen van de 'Strijd om Vrije Ruimte' wordt hier allerhande kretologie aan vastgeplakt over 'gewapende strijd' en over 'de fascistische elementen van het systeem, die vrijgebombardeerd moeten worden'.
Om verdergaande inflatie van het begrip 'fascisme' tegen te gaan, alsook om de tegenstrijdige manier waarop men er zelf mee omgaat te kunnen rechtvaardigen is dit geniale denksysteem inmiddels uitgebreid met categorieën als: 'erg slecht fascisme' (Auschwitz), 'iets beter fascisme' (Zuid Afrika, Israël, Duitsland), 'goed of te verwaarlozen fascisme' (het Oostblok). Om van alle gezeik af te zijn, hebben we dan ook de volgende, alomvattende subjectief-morele analyse: 'Het fascisme is overal, waar er een klote-streek geleverd wordt'.
Dit geeft ons een helder zicht op de wereld, zonder 'als-en' en 'maren'. Het is oneindig uit te bereiden (eco-fascist, sanerings-fascist, enz.) zodat uiteindelijk geen hond meer kan ontkomen aan de vlijmscherpe messen van de autonome analyse.
Maar laten we ophouden met het voeren van polemiek. 'Fascisme' symboliseert in de autonome terminologie feitelijke repressie: de wouten, Stammheim, kapot-sanering. Verschijnselen die zich voordoen in een doorsnee burgerlijke staat, die voor de autonomen niet meer dan 'de staat' is. 'De Staat' of 'Het Systeem' is hoe dan ook 'De Vijand'.
Omdat onze autonome Kameraden maar heel zelden verankerd zitten in welk sociaal milieu dan ook (behalve dan in het eigen ghetto) en een dergelijk vijandbeeld in de tegenwoordig nog maar zo zelden gevoerde 'brede maatschappelijke discussies' moeilijk uit te tekenen valt, wordt het nietigste scherfje van het totale machtssysteem voor alles verantwoordelijk gemaakt: de WOUT.

Met de fraseologie over de 'woutenstaat' of ook het 'zwijnesysteem' plaatsen de autonomen zich buiten enige vorm van klassenanalyse; men heeft deze ermee altijd proberen te vereenvoudigen. De staat wordt zo tot een mythe gemaakt, de enige, almachtige vijand, die alles in haar greep houdt, en die daarom op elk moment frontaal aangevallen dient te worden. Alleen daar waar zij zichtbaar is, in haar meest nederige geuniformeerde onderdanen.
De politieke vorm van de burgerlijke samenleving kan niet begrepen worden, zonder de sociale inhoud van die samenleving te betrekken bij diens analyse. Nu wordt 'staat' enkel afgeleid uit het principe van de repressie, en niet uit de produktieverhoudingen. De burgerlijke samenleving kan evenwel alleen door middel van de kapitaalsverhoudingen begrepen, bestreden en overwonnen worden!!

L'ANTIFASCISME C'EST BIEN, LA REVOLUTION C'EST MIEUX!!

back