alert = afa

Home
Inhoud 4-2010
Zoeken

Lonsdale News

Alert!

printversie

Geschiedenis van het Vlaams-nationalisme (2)
'Den grooten oorlog'

Waar de prille Vlaamse Beweging omstreeks de eeuwwisseling ook progressieve aanhangers kende, wordt de beweging in de loop naar WOI steeds rechtser. Volgens historicus Marc Reynebeau valt deze ruk naar rechts deels te verklaren door de algehele verrechtsing van het Belgische politieke spectrum aan de vooravond van "den Grooten Oorlog". WOI en de Duitse bezetting verdeelden de Vlaamse Beweging bovendien in verschillende strekkingen, die nu ook letterlijk aan tegenovergestelde zijden van de loopgraven stonden.

Den grooten oorlog
waarbij het Belgische leger zich, na de val van Antwerpen, had teruggetrokken achter de rivier de IJzer (in West-Vlaanderen). Daar slaagde het Belgische leger erin om enkele strategische sluizen open te zetten, zodat de IJzervlakte onder water kwam te staan, waardoor het Duitse leger vastliep. Achter de IJzerlinie zouden Belgische, Franse en Britse (maar ook Congolese soldaten en zelfs Chinese koelies) gedurende vier rampzalige jaren het Duitse leger aan de overkant bevechten, een uitzichtloze stellingenoorlog die vele tienduizenden mensenlevens eiste (o.a. door het gebruik toen gemist hebben, was trouwens ene Adolf Hitler. De Talloze landgenoten vluchtten naar het neutrale Nederland en naar Frankrijk of Engeland, van waaruit diverse oorlogskranten gedrukt werden en van waaruit het Belgische leger achter de IJzer bereikt kon worden. De Belgische regering verbleef ondertussen in ballingschap in Le Havre, waar deze het land verder probeerde te regeren. De Belgische politieke partijen sloten bij het uitbreken van de oorlog een "godsvrede" af: alle politieke meningsverschillen, inclusief spanningen tussen Vlamingen en Walen, werden in de koelkast gezet tot na de oorlog, zodat er eensgezind kon gestreden worden tegen de Duitse bezetter. De Vlaamse Beweging bleef de Belgische regering voor een groot deel trouw, hoewel de Flamenpolitik van de Duitsers de beweging intern ernstig verdeelde. Aktivisten, namelijk hun kans om tot een onafhankelijke Vlaamse staat te komen, die ze naar het einde van de oorlog ook uitriepen. Niet alle delen van de prille "Vlaamse Beweging" gingen echter over tot collaboratie, genoemd en een derde deel streed mee tegen de Duitse bezetter achter het IJzerfront, onder hen ook de zogenaamde Frontbeweging. In het kader van een onderzoeksblad naar extreemrechts wordt in dit artikel vooral de collaborerende tak van de Vlaamse Beweging belicht, nl. Aktivisten en Frontisten.

Flamenpolitiek en aktivisme
De Duitse bezetter probeerde tijdens WOI met zijn "Flamenpolitik" de flaminganten voor zijn kar te spannen, een politiek-militaire strategie die tijdens WOII herhaald zou worden. De Duitsers meenden in de gefrustreerde Vlamingen immers "Germaanse" bondgenoten te kunnen vinden in hun strijd tegen het "Latijnse" Frankrijk. Toegevingen aan bepaalde Vlaamse verzuchtingen (zoals een Nederlandstalige universiteit in Gent), pasten perfect in de "verdeel-en-heers"-strategie van het toenmalige Duitse bewind, dat het Franstalige overwicht helpen. Achteraf gezien maken historici graag ruzie over wat er nu precies gebeurd was met dat collaborerende "aktivisme" van de Vlaamse Beweging. Volgens Hendrik Elias (zelf collaborateur en o.a. VNV-leider tijdens WOII) was het aktivisme een "onderdeel van de traditionele Vlaamse Beweging". Anderen historici menen er dan weer "een vreemd gewas" in te zien, een "kunstmatig onderdeel van de Duitse veroveringspolitiek". (1) Vast staat dat de collaboratie van de aktivisten niet op veel sympathie kon rekenen bij de rest van de bevolking en dat ze zonder Duitse steun hun slag nooit hadden kunnen thuishalen. De aktivistische verwezenlijkingen, de vernederlandsing van de Gentse universiteit zouden na de oorlog meteen terug afgeschaft worden.
Al in oktober 1914, amper enkele dagen nadat de stad ingenomen was door de Duitsers, ontstond in Gent een eerste collaborerende organisatie Jong Vlaanderen genaamd. De organisatie werd geleid door de Nederlandse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (familie van, maar niet te verwarren met de bekende christen-anarchist). De groep wou via aansluiting bij Duitsland tot een onafhankelijk Vlaanderen komen, binnen een groot Germaans rijk (van Hollandsche, Skandinaafssche en Duitsche landen"). In een brief "Aan Duitschland" van 30 oktober 1914 maakte Jong Vlaanderen haar "wensch" bekend. "In de hoop dat in de naaste toekomst de Germaansche Stam zijn overwicht in Europa handhaven zal, dat bij het herzien der landkaarten en de van Germaansch standpunt noodzakelijke aanhechting van de Nederlandsch sprekende gedeelten van oorlog het Vlaamsche Volk voortaan bevrijd worden zal van allen rechtstreekschen en onrechtstreekschen romaanschen invloed," zo begint de (tamelijk onleesbare) brief. Waarna de wensen geformuleerd worden, zoals Nederlands als eerste taal in het hele onderwijs (met Vlaming natuurlijk onverschillig is". (2) Dit viel niet in Duitse dovemansoren. De Duitse contactpersoon voor Jong Vlaanderen was de Duitse Nederlander Hermann Wirth (die later "Ahnenerbe" mee oprichtte, het SS-onderzoeksproject naar het "Arische ras"). Met zijn steun begon Jong Vlaanderen in februari 1915 de oorlogskrant De Vlaamsche Post. Jong Vlaanderen stuitte onmiddellijk op verzet, buiten, maar ook binnen de Vlaamse Beweging, zo stuurde de hoofdredacteur van de Vlaamsgezinde krant De Witte Kaproen een brief aan al haar lezers met de boodschap: "Trouwe Vlamingen opgepast voor de verraders! Werkt De Vlaamsche Post tegen!" En ook die boodschap viel in bezet Gent niet in dovemans oren. Op collaboratiegebied beten enkele Gentenaren dus de spits af, maar ook in Brussel en Antwerpen ontstonden al snel collaborerende groepen. Vermeldenswaardig is daarbij de (nog steeds door "bekende" flamingant die openlijk overging tot collaboratie (van Jong Vlaanderen werd immers smalend gezegd dat het om "nog baardeloze" en "door een Nederlander misleide" jongens ging).

De slag om de Gentse universiteit
De vernederlandsing van de Gentse Hogeschool (tot dan toe werd aan universiteiten uitsluitend in het Frans onderwezen) was een vooroorlogse eis van de Vlaamse Beweging (die toen de eerste afgestudeerden kende van ondertussen "vernederlandste" middelbare scholen) en deze werd door veel Vlamingen gezien als een rechtvaardige zaak. Met de nuance dat universitair onderwijs aan het begin van de 20ste eeuw sowieso een elitair probleem was, daar de meerderheid van de bevolking toen nog maar amper naar de lagere school ging, laat staan het middelbaar onderwijs volgde (de leerplicht tot 14 jaar werd pas in 1914 ingevoerd, daarvoor mochten armere kinderen gewoon mee gaan werken). Maar goed, "een recht blijft een recht, ook al komt het van de duivel," meenden de aktivisten, maar daar was dus niet iedereen het mee eens. De Duitse Flamenpolitik speelde hier handig op in door in oktober 1916 de Gentse Hogeschool als Vlaamse Hogeschool te heropenen (aan het begin van de oorlog waren de lessen gestaakt). Die hele heropening van de door de Duitsers bezette universiteit liep door de afkeer van de bevolking niet van een leien dakje. De deportatie van twee professoren had al behoorlijk wat antipathie gewekt en de Duitsers hadden in eerste instantie behoorlijk wat moeite om professoren en studenten te vinden. Bij de opening waren (afhankelijk en Nederland geronseld met studiebeurzen, vrijstellingen van verplichte tewerkstelling, extra rantsoenen en extraatjes zoals "fuifjes waar de champagne overvloedig geschonken werd". (3) De studenten werden door de Gentse bevolking "vijandig bejegend": naast een pet behoorde een "knuppel" (of wandelstok) tot hun traditionele uitrusting en er werd zelfs verteld dat ze toestemming hadden gekregen om een revolver te dragen om zich tegen aanvallen te verdedigen. (4) Voor de gewone bevolking betekende de bezetting immers doffe ellende en veel jongemannen waren of gaan vechten naar Duitse werkkampen. De aktivisten wilden overigens ook in Duitse krijgsgevangenkampen nieuwe studenten gaan ronselen, maar dat vond de Duitse bezetter dan weer een brug te ver. Hoe dan ook, zodra de oorlog voorbij was, werd de Vlaamse vlag van het universiteitsgebouw gehaald en werd de vooroorlogse situatie hersteld. Wel beloofde de koning aan de Vlamingen dat ze wel degelijk een Nederlandstalige universiteit zouden krijgen. Maar dat zou uiteindelijk pas in 1930 definitief het geval worden (5)

De verraad van Vlaanderen
In 1917 werd op aansporen van Duitsland vanuit aktivistische kringen de "Raad van Vlaanderen" opgericht, een organisatie die zichzelf spilfiguren was August Borms. De Raad wou via onderhandelingen met Duitsland een regeling treffen over het onafhankelijkheid van Vlaanderen na de oorlog. Wat de Raad misschien niet goed besefte was dat Duitsland toen al geheime vredesonderhandelingen was begonnen met de geallieerde mogendheden en dat ze dus in feite maar weinig oren hadden naar de eisen van een marginaal clubje flaminganten. (6) De Raad van Vlaanderen diende voor Duitsland eenvoudigweg als pasmunt tijdens de vredesonderhandelingen, en dat in het kader van "het zelfbeschikkingsrecht der volkeren" zoals dat toen gepredikt werd door de Amerikaanse president Wilson. Duitsland had een orgaan nodig dat "namens Vlaanderen" aan de internationale gemeenschap kon tonen dat Duitsland het goed ophad met die verdrukte volkeren geheime delegatie van zeven man (waaronder Borms en Tack) naar Berlijn te sturen om er zichzelf voor te stellen aan de Duitse rijkskanselier (3 maart 1917). De kanselier beloofde de delegatie van Vlaanderen paste immers niet in de Duitse plannen) en dat hij na de oorlog de "vrije ontwikkeling van het Vlaamse volk" zou blijven beschermen. Tot pijnlijke verrassing van de Raad lieten de namenlijst van de gedelegeerden in de pers verschijnen. Oeps. de "bieravond" waarmee de Vlaams-Duitse verbroedering werd afgesloten, bepaald als "landsverraad" werd beschouwd (om het mild uit te drukken). De aktivisten konden het, kortom, van dan af echt wel vergeten. De "Franskiljons" (Franstalige Vlamingen) smulden ondertussen van de ontstane commotie en meldden met genoegen dat ze na de reis naar Berlijn Antwerpse arbeiders op straat hadden horen zeggen: "Ik wil geen Vlaming meer zijn." (8) De Raad van Vlaanderen zat in zak en as, maar besloot ondanks interne twisten door te zetten. Op 22 december 1917 riep de Raad de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen uit. Om zichzelf als embryonale Vlaamse regering toch enige legitimiteit te geven, organiseerde de Raad begin 1918 verschillende betogingen en "volksraadplegingen" (een "kiescampagne" waarop handtekeningen werden verzameld voor de verschillende kandidaten van de Raad). Op 20 januari 1918 riep de Brusselse afdeling van Jong Vlaanderen alle Vlamingen op tot een "Plechtige betoging" aan de Alhambra Schouwburg in Brussel, waarop door Borms en de zijnen nogmaals de "zelfstandigheid van Vlaanderen" uitgeroepen werd. De zondag erna was het de beurt aan Gent om "naar de stembus" te gaan, daarna volgden Leuven en Antwerpen. Volgens aktivistische bronnen zouden in Gent 6000 tot 10.000 mensen deelgenomen hebben aan de door het Duitse leger beschermde stoet naar de Vrijdagsmarkt. Tegenstanders houden het op 1.300 deelnemers. Of op stilzwijgende toeschouwers. Of zoals een journalist van de socialistische Vooruit het in zijn oorlogsdagboek verwoorde: "Dat ze die bandietenbende van de Raad van Vlaanderen rondom". (9) Of nog, zoals gehoord in De Hel: "Die lafaards van ge ze niet doodsmijten!" Grappig detail was dat iemand het podium op de Vrijdagsmarkt gesaboteerd had, zodat een vlaggendrager er doorheen zakte. Na de "zegeronde" van de aktivisten maakten deze echter gebruik van het momentum om de macht in Gent over te nemen. Burgemeester Braun en enkele schepen werden door de Duitsers gedeporteerd en vervangen door Duitsers en aktivisten. Gent werd zo de enige plek waar ze daadwerkelijk enige macht kregen. Burgemeester Braun en en deel van het schepencollege werden door de Duitsers gedeporteerd en vervangen door Duitsers en aktivisten. Gent werd zo de enige plek waar de Aktivisten daadwerkelijk enige macht kregen.
In Antwerpen kwam het tijdens de daaropvolgende aktivistische parade tot zware gevechten met tegenbetogers. De meeting in Mechelen mislukte omdat de zaal was bezet door tegenstanders en in Tienen beletten tegenbetogers de spreker om naar de zaal te gaan. Na de verkiezingsmeeting in Brugge, maakten de Duitsers ten slotte zelf een einde aan de "kiescampagne" van de Raad.

was in eerste instantie een vooroorlogse eis geweest van de "Waalse numerieke overgewicht van - doorgaans conservatieve en katholieke - Vlamingen (dat was ontstaan na de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1893). De eis werd vervolgens overgenomen door een deel van de Vlaamse Beweging om daarna, o ironie, tijdens WOI doorgevoerd te worden door de Duitse bezetter. Om tenslotte na WOI opnieuw opgeborgen te worden, ten voordele van het unitaire Belgische vaderland. Maar goed, de "bestuurlijke scheiding" was dus eveneens een eis van de aktivisten en ook hier speelde de Duitse bezetter handig op in. De WOII niet meer zouden herhalen. De druk op de ambtenaren was groot, de Belgische regering liet weten dat iedereen die meewerkte na de oorlog "zwaar gestraft" zou worden, terwijl de Duitse bezetter de eerste golf ontslagnemende ambtenaren liet deporteren. De deportaties werkten echter averechts en de meerderheid van de ambtenaren legde het werk neer, zodat de Duitsers de deportaties wel moesten stoppen. Ook de bevolking boycotte mee, zo stuurde men in Namen alle bestuurlijke correspondentie gewoon zoals voorheen naar Brussel en kregen ze die weliswaar in een Vlaamse

Ondertussen in de loopgraven ...
Het Belgische leger bestond voor een groot deel uit Nederlandstalige Belgen: de hardnekkige mythe zegt dat het om 80% Vlamingen ging, andere historici zeggen dat het taalaandeel van de Vlamingen 60% betrof (maar laat dat de historici maar onderling uitvechten). Vast staat dat het officierenkorps hoofdzakelijk Frans sprak (wat leger. Bij het uitbreken van de oorlog werden er weliswaar verschillende Vlamingen opgeleid in het lagere officierenkorps. Maar tot nader order was het Frans de gangbare taal van bijvoorbeeld instructieboeken of de bewegwijzering in de loopgraven. De Vlaamse mythe wil dat de officieren hun bevelen uitsluitend in het Frans gaven, gevolgd door de bekende zinsnede "Et pour les wat uiteraard voor wrevel zal gezorgd hebben (voor zover te achterhalen valt of die mythe historisch klopt). Flamingante bronnen hebben het verder over een grof "misprijzen" van de Franstalige officieren voor de "flamins". We kunnen ons alleszins wel voorstellen dat naarmate de oorlog voortsleepte en de aktivistische collaboratie bekend raakte, sommige Franstalige officieren de Vlamingen begonnen te bestempelen als onbetrouwbare "halve Duitsers". Als voorbeeld van het onrecht t.o.v. de Vlaamse soldaten wordt de Gentse student Piet van Rossem wel eens aangehaald. Deze antwoordde bij de naamafroeping met "aanwezig" in plaats zullen zeer zeker bestaan hebben, maar of het altijd zo cru was in dat Belgische leger, we weten het eerlijk gezegd niet. We gebruiken het woord "mythe" omdat andere (niet-nationalistische) historici stellen dat het flamingantisme onder de frontsoldaten achteraf sterk overdreven is geweest. Of zoals een flamingant aan het front het zelf schreef: "Hij die hier ploetert in het slijk die kan het weinig schelen of zijn officieren hem in het Frans of in het Vlaams de dood injagen." En nog mooier, over het gebrek aan vaderlandsliefde bij de gedemoraliseerde Belgische soldaten: "Mijn vader heeft geen land, tenzij dat in moeders bloempotten." (11) Vast staat dat het smartelijke einde van ontelbare Vlaamse frontsoldaten, of ze dat nu wouden of niet, achteraf een symbool werd voor "de verdrukking van Vlaanderen door de Belgische staat".
Dat neemt niet weg dat er wel degelijk sprake was van flamingantisme in de loopgraven. De slogan "Hier ons bloed, wanneer ons recht?" (met rode verf op de pomp van Merkem geschilderd) was een niet mis te verstane boodschap vanuit de loopgraven. Het flamingantisme kristalliseerde zich rond verschillende culturele organisaties en studiekringen die opgericht werden door Vlaamsgezinde katholieken en hoger opgeleiden (priesters en aalmoezeniers, brancardiers en studenten), die zich, vaak na een omweg via Nederland, eveneens als vrijwilliger voor het leger gemeld hadden. Deze gezelschappen van de oprichters was de Vlaams-nationalistische priester Cyriel Verschaeve (die tijdens WOII opnieuw in de collaboratie zou gaan). Het doel van die culturele gezelschappen (zoals toneelverenigingen) bestond er ondermeer in de "zedeloosheid" in de loopgraven en weg van de hoertjes in Parijs te houden, in plaats daarvan mochten de jongens bidden en zedige correspondenties aangaan met respectabele Vlaamse vrouwen). Maar ook de "Vlaamse zaak" werd binnen allerlei studiekringen hoog in het vaandel gedragen. De eisen van wat later de "Frontbeweging" zou worden waren in eerste instantie zaken zoals het toepassen van de taalwetgeving en het oprichten van aparte Waalse en Vlaamse regimenten. Maar onder invloed van het aktivisme zouden daar al snel eisen voor een Vlaams bestuur in Vlaanderen en het behoud van de Vlaamse universiteit in Gent bijkomen. De legerleiding rook muiterij in de rangen en na verloop van tijd werden Vlaamsgezinde blaadjes aan het front gecensureerd en/of verboden en ook de Vlaamsgezinde "studiekringen" werden in 1917 verboden. Openlijke flaminganten kregen steeds vaker tuchtstraffen. De Frontbeweging zette haar activiteiten clandestien verder. De Frontisten organiseerden onder meer nachtelijke plakacties en schreven open brieven aan de koning, waarin het gebruik van het Nederlands in het leger gevraagd werd, maar ook zelfbestuur voor Vlaanderen na de oorlog. De Frontbeweging begon, naar eigen zeggen, haar hoop op de Belgische koning uiteindelijk te verliezen en een aantal militairen achtten het nodig contact op te nemen met de Duitsers en vervolgens met de aktivisten. Daartoe werden in de lente van 1918 een eerste delegatie overlopers o.l.v. Jules Charpentier naar de overkant van het front gestuurd, waar ze hartelijk verwelkomd werden door de Duitse militaire inlichtingendienst. De overlopers brachten de boodschap mee dat de Frontbeweging op gelegen moment in opstand zou komen tegen de Belgische regering om de aktivistische verwezenlijkingen te beschermen. (12) Het Duitse leger hechtte weinig geloof aan die opstand, maar zag wel de enorme propagandamogelijkheden in. Als Vlaamse soldaten aan het front, die tegen de Duitsers vochten, openlijk de kant van de Duitsers zouden kiezen, dan zou dat in de weigerachtige bevolking daar immers doen "inzien" dat "de Duitse bezetter meer deed voor de Vlamingen dan de Belgische regering". (13) Na het verklikken van informatie over de Belgische linies, brachten de Duitsers de Frontisten in contact met de leiders van het Aktivisme en met De Raad van Vlaanderen. Waarna de propagandaoorlog nieuwe dimensies aannam en de Vlaamse soldaten in clandestiene bladen en pamfletten massaal werden opgeroepen om loopgraven toch op enige navolging kon rekenen. Na de oorlog zijn Duitse spandoeken en plakkaten gevonden met boodschappen zoals: "Vlaamen komt maar over. De Duitsche schieten niet." En groepjes Belgische soldaten te schieten die eruit zagen alsof ze wouden overlopen. Het Belgische leger reageerde met zalven (taaltoegevingen) en slaan (deserteurs moesten neergeschoten worden), maar toen was de oorlog al bijna gedaan...

Monopolisering IJzerbedevaart

Het Gentse dagblad Vooruit klaagde op 31 augustus 1937 de katholieke monopolisering van de IJzerbedevaart aan: "Het grieft ons diep te spreken over dat sjollen met Vlaamse doden, waarvan zonder enige twijfel de overgrote meerderheid werkjongens waren. Het was gedurende al de vorige jaren reeds erg, dat al de vrijzinnigen brutaal uitgesloten werden van de jaarlijkse dodenhulde. (..) Maar de perken zijn te buiten gegaan. De IJzerbedevaart is ontaard in een politieke manifestatie die vloekt met de herinnering van de jaarlijkse dodenhulde (..) Als er jongens zijn gevallen onder de leuze 'Vlaanderen voor Christus', wat evenwel nog niet betekent 'Vlaanderen voor het Vlaamsnationaal fascisme', dan ontbloten wij eerbiedig het hoofd voor die helden. Maar handen af van de onzen!"

Grafzerk met "Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus"
Grafzerk VVK
AVV-VVK: "Sjollen met Vlaamse doden"
Een andere Vlaamsgezinde actie die voor altijd de geschiedenis in zou gaan, was deze van de zogenaamde "Heldenhuldekruisjes". alle gesneuvelde Belgische soldaten, dus ook de Nederlandstalige, een grafzerkje kregen met een Franstalig opschrift. Daarom besloten een aantal militairen in 1916 om een Vlaams grafkruis te maken. De Vlaams-Ierse soldaat en kunstenaar Joe English ontwierp daartoe een Keltisch grafkruis met daarop de kruisvormige letters AVV-VVK ("Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor een 800-tal van deze "Vlaamsgezinde" grafzerken plaatsen, die de soldaten onderling bekostigden. De zerkjes zorgden voor afkerige reacties, zo werden in februari 1918 op een militaire begraafplaats de AVV-VVK-letters van verschillende zerken dichtgesmeerd met cement. De nacht erop schilderden flaminganten ze er weer over. En zo ging de slag om de doden verder. Uiteindelijk en de heldehuldezerkjes werden weggehaald en/of vernietigd. Het meer als protest hiertegen werd in 1928 in Diksmuide begonnen aan de bouw van de (eerste) IJzertoren, naar hetzelfde model als de oude grafzerken. Cyriel Verschaeve legde de eerste steen en de o Vlaanderenland" is van zijn hand. Sinds 1920 werden de Vlaamse doden uit de eerste WOI jaarlijks al herdacht met een bedevaart. Naast een dodenmis is de IJzerbedevaart ook altijd al een politieke manifestatie geweest waarin, in navolging van de Frontbeweging, gepleit wordt voor meer Vlaamse autonomie. De IJzertoren is echter vooral bekend als vredesmonument. De jaarlijkse IJzerbedevaart blijft ook nu nog, ondanks een bijzonder kwalijke geschiedenis van collaboratie tijdens WOII en de recentere massale aanwezigheid van extreemrechts, een belangrijke hoogmis voor Vlaams-nationalisten. Meer over het tumultueuze leven van de IJzertoren leest u in de volgende episode.

Lees ook:
Lees ook het artikel: Geschiedenis van het Vlaams-nationalisme (4)
Lees ook het artikel: Geschiedenis van het Vlaams-nationalisme (3)
Lees ook het artikel: Geschiedenis van het Vlaams-nationalisme (1)

Noten:
(1) WILS Lode. Flamenpolitik en Aktivisme. Davidsfonds, Leuven, 1974, p.272.
(2) VANACKER Daniel. Het Aktivistische Avontuur. Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1991, p.29.
(3) WILS, o.c., p.167.
(4) VANACKER, o.c., p.141.
(5) In 1923 was de universiteit al gedeeltelijk vernederlandst, de zogenaamde "Nolfbarak". De eerste rector van de volledig Nederlandse universiteit was August Vermeylen. De socialistische beweging kreeg als dank voor de inzet aan het front in 1918 het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen cadeau van de Belgische staat, de vrouwen moesten nog wachten tot na WOII.
(6) Duitse documenten tonen aan dat verschillende Duitse officieren de activisten zelf als "landverraders" beschouwden. WILS, o.c., p.221.
(7) WILS, o.c., pp.193-194.
(8) WILS, o.c, pp.204-205.
(9) VANACKER, o.c., p.224.
(10) WILS, o.c., pp.201-207.
(11) REYNEBEAU Marc. Het klauwen van de leeuw. Van Halewijck, 1995, p.38
en pp.171-172.
(12) IJZERBEDEVAARTCOMITE, Nieuwe Museumgids IJzertoren, Diksmuide, 2010, p.18.

(uit: Alert!, nummer 4, december 2010. Alert! is een uitgave van de Anti-Fascistische Actie Nederland - AFA)

terug naar inhoud